dinsdag 25 december 2012

Op zoek naar redelijke oplossingen, Samenleven in solidariteit,


Een impressie van een discussieavond leden FNV over effecten regeerakkoord op de arbeidsmarkt
We horen voortdurend dat we in een recessie zitten en dat de economie achteruit holt. We zouden ons vragen kunnen stellen bij het huidige economisch systeem zelf. Heeft het zijn langste tijd niet gehad? In 1994, na de val van de Berlijnse muur stelde Bolkestein het failliet van socialisme vast. Geldt niet hetzelfde voor ons huidig markteconomisch systeem? We stellen vast dat in dit systeem de rijken nog rijker zijn geworden, dat het grote graaien tot norm lijkt verheven en dat solidariteit inmiddels betekent dat gewone hardwerkende mensen de financiële gaten mogen dichten. We moeten ons daarom ernstig afvragen of er andere, voor onze maatschappij betere systemen bestaan dan de zogenaamde vrije markteconomie. Waarom is dit systeem zo dominant en waarom wordt er  zo krampachtig aan vastgehouden? Dat gebeurt ondanks dat de negatieve bijwerkingen steeds meer aan het licht komen: verscherping van maatschappelijke tegenstellingen, overproductie en overconsumptie, omgevings- en milieuschade, toename van personen met fysieke en psychische problemen. Zijn zulke onvolkomenheden een afspiegeling van het menselijk wezen, waardoor het onvermijdelijk is dat een maatschappelijk systeem imperfect is, of is er iets anders aan de hand? Zou het niet zo kunnen zijn dat een meer charitatieve, humane en op solidariteit gebaseerde vorm van uitwisseling tussen mensen de norm wordt?  Mededogen en zorg voor elkaar kunnen dan de drijvende krachten zijn.
In het huidige economisch systeem winnen de aandeelhouders het van betrokken ondernemers, omdat het de aandeelhouders niet om het product of de dienst zelf gaat, maar alleen om de financiële winst. Het streven naar steeds meer winst doorkruist de waarde van het product of de dienst die wordt geproduceerd. Op macroniveau is door de wereldwijde handel in opties en aandelen een economie ontstaan die op gebakken lucht is gebaseerd. Een luchtballon van verwachtingen en geruchten, waarvan volgens een aantal kritische economen niet de vraag is of, maar wanneer deze wordt doorgeprikt en ontploft. De eerste barsten in deze luchtballon zijn aan het licht gekomen in Griekenland en Spanje. Het leidt tot onvrede en wantrouwen bij de bevolking. Dit dreigt zich nu ook in onze Nederlandse samenleving te nestelen. Een van de tekens is het morrelen aan de verworvenheden van onze arbeidsgaranties en basis levensgaranties.
Zo hebben we net de pensioengerechtigde leeftijd verhoogd omdat we met zijn allen langer en gezonder leven. Maar tegelijkertijd worden 50-plussers met bosjes uit de arbeidsmarkt gestoten. Zeker met de dreiging van versoepeling van het ontslagrecht en het verkorten van de termijn van de WW uitkering geeft dit de nodige onrust en aantasting van sociale zekerheid. Daarnaast zijn we de laatste decennia door banken, reclamemakers en elkaar verleid tot een hoge levenstandaard, met beleende huizen, gefinancierde auto’s, vakanties en luxeproducten. Het leek niet op te kunnen. Nu slaat plots de paniek toe: er zijn soms echte, soms vermeende bedreigingen en angsten om van de maatschappelijke ladder naar beneden te tuimelen. Bij degenen onder ons die op goede gronden gemeend hebben garanties te hebben op een altijd vaste baan kan dit leiden tot een panische en egocentristische reactie, als blijkt dat bijna niets meer vast staat op het gebied van werk en zorg.
Degenen met tijdelijke contracten, ZZP-ers, flexwerkers, werkers via uitzendbureaus, zijn gewend geraakt aan de spanning van wisseling van vraag en aanbod. De directe bedreiging van verlies van inkomen treft hen eerder dan degenen met een vaste baan.  Degenen met een tijdelijk contract vinden vaak dat degenen met een vaste baan maar moeten leven met onzekerheid en moeten leren om van baan naar baan te hoppen.
Dan is er de derde groep, onze jeugd, die bijna niet of maar heel moeizaam op de arbeidsmarkt een plek vindt. Flexcontracten worden afgewisseld met baanloze en soms inkomstenloze perioden. Er wordt al gesproken van een verloren generatie. De jeugd merkt dat door de noodzaak om langer te werken de arbeidsmarkt op slot wordt gehouden door de oudere, in hun ogen goed verdienende generatie. Dit kan ten koste gaan van de solidariteit tussen generaties.
In al de ellende en negatieve berichtgeving zou je bijna vergeten dat er nog mensen zijn die het goed en stabiel hebben. Er zijn er ook bij die beter worden van de crisis. En dan zijn er nog de graaiers en draaiers die bereid zijn zich te verrijken ten koste van anderen.
Het totale gemiddelde inkomen in Nederland is niet gedaald, zelfs een beetje gestegen, maar door de inflatie is de gemiddelde koopkracht al enkele jaren aan het afnemen. Toch hebben we gemiddeld nog veel meer koopkracht dan in de zeventiger jaren van de vorige eeuw. Er zijn echter groepen die de dalende koopkracht harder voelen dan andere.
Wanneer we met een gemêleerd gezelschap van werkenden in gesprek gaan, dan vallen een aantal typische reacties op. De eerste reactie is dat het bijna altijd de ander is, de graaier, die hard aangepakt moet worden. Gelukkig is het niet moeilijk om in te laten zien dat deze aanpak weinig uithaalt. Vervolgens wenst men persoonlijke garanties, het veiligstellen van de eigen zekerheden en het liefst nog wat extra. Natuurlijk krijgt ook de overheid er van langs. Het beleid deugt niet, er zijn fouten gemaakt, en bestuurders kijken vooral naar het eigen belang. Dit laatste speelt sterker als er weer eens een bestuurder wegens belangenverstrengeling of declaratiegedrag in opspraak komt.
Gelukkig herinnert een enkeling in het gezelschap zich zijn sociaal democratische idealen, of ziet in dat we toch niet in een keer alle rijken kunnen laten boeten en tot een totale herverdeling van geld en goed komen. Het gaat er om dat in kleinere vormen van solidariteit de pijn kan worden verzacht of verdeeld. Er is zelfs iemand die zegt: “kijk naar de buurtzorg”, een ander geeft aan: “ik wil wel wat brutoloon inleveren om samen op te mogen trekken met een jongere medewerker.” Een mevrouw die door haar rust en vrouw zijn alleen al onopvallend opvalt zegt plots: ”misschien moeten we wel anders omgaan met geld en goed, menselijker, samen delen. Zo kunnen we macht organiseren tegen de gevestigde orde”. Een ouderling herinnert zich plots zijn wilde jaren in de kibboets, weer een ander zegt: “ik heb nog nooit zo hard en met voldoening gewerkt als nu in het vrijwilligerswerk”.
In je eentje ben je nergens, maar samen sta je sterk. Dit lijkt een voorlopige, beperkte conclusie. Zij wordt nog weinig ondersteund door de bond, want ook deze wil terug naar oude zekerheden, acties houden zoals vroeger. De nieuwe vakbeweging zoekt nog fragiel in de directe leefwereld naar nieuwe vormen van solidariteit. Aan de grote wereld in Den Haag zeg ik, zet in op de solidariteit tussen oud en jong. En ook: een beetje begrip voor de noden in de kleine wereld biedt de grote wereld een fundament voor nieuwe solidariteit, samenwerken, samen leren als perspectief op een maatschappij in crisis.

Willem Vermeulen en Raf Daenen auteurs van boek: “perspectief op een maatschappij in crisis”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten