woensdag 27 februari 2013

“Visie op verregaande samenwerking”: Oirschot een zelfstandige parel en verbindende schakel in Brainport


Amendement: Oirschot een zelfstandige parel en verbindende schakel in Brainport

De gemeenteraad van Oirschot, in besluitvormende vergadering bijeen op dinsdag 26 februari 2013, ter behandeling van het raadsvoorstel “Visie op verregaande samenwerking”.

Overwegende dat:
·        we als raad het college duidelijke handreikingen willen geven over het toekomstig samenwerkingsperspectief;
·        De Visie van het college om in te zetten op niet vrijblijvende thematische netwerksamenwerking met maatschappelijke instellingen, bedrijfsleven, burgers en overheden enige aanscherping behoeft.
·        We als raad het aantal samenwerkingsverbanden beperkt willen houden.
·        De landelijke overheid, Democratische kracht- Financiële kracht en Bestuurskracht vrijwillig dan wel dwingend wil opleggen en  de huidige Kempensamenwerking dit ons inziens onvoldoende kan bieden.
·        Oirschot een financieel gezonde gemeente is
·        Oirschot een krachtige en actieve gemeenschap heeft, waar zorg voor elkaar en participatie daadwerkelijk vorm krijgt in creatieve initiatieven vanuit die zelfde gemeenschap
·        Oirschot landschappelijk, cultuur-historisch en ondernemend de regio veel te bieden heeft
·        Oirschot een actieve verbindende schakel wil zijn tussen stad en platteland
·        De primaire focus richting toekomst ligt op de stedelijke regio Eindhoven;
·        Oirschot voor de gemeente Eindhoven een belangrijke taak als centrum gemeente ziet, zeker in het kader van de grote decentralisaties mbt CJG, WMO en WWV

Besluit:
1.      Om op basis van de ‘Visie op verregaande samenwerking’ in te zetten op niet vrijblijvende thematische netwerksamenwerking met maatschappelijke instellingen, bedrijfsleven, burgers en overheden;
2.      Om als zelfstandige gemeente in regio verband intensiever duurzaam samen te werken met de stedelijke randgemeenten (Eindhoven als centrum gemeente en Veldhoven en Best als primaire partners).
3.      Ordenende keuzes te maken in functie van de volgende uitgangspunten:
·        Oirschot wil een actieve bijdrage leveren aan de Brainport regio. Hierbij te onderzoeken of een aandeelhouderschap van Brainport Development haalbaar is ( voor de behandeling van de kadernota inzichtelijk te hebben);
·        De decentralisatieopgave in het sociale domein (WMO, CJG, WWV) in samenwerking met het stedelijk gebied en/of in SRE-verband op te pakken;
·        Wat betreft het thema economie/werken de samenwerking met Eindhoven en de stedelijke randgemeenten te intensiveren,
·        Nadrukkelijk te onderzoeken of samenwerking met de stedelijke randgemeenten ook mogelijk is op andere thema’s binnen het convenant ‘gaSGEven’, te weten (volkshuisvesting/wonen, financiering en governance);
·        Als Scharnierpunt en ter versterking van het landelijke gebied te blijven participeren in het Streekplatform Brabantse Kempen en de Streekraad Het Groene Woud
·        Nadrukkelijk te onderzoeken of andere samenwerkingsverbanden geschrapt c.q. samengevoegd kunnen worden.

En gaat over tot de orde van de dag
Namens: D66, Dorps Visie, De Gewone Man, VVD, CDA, PvdA,

Excellenties, mevr. Edith Schippers en dhr. Martin van Rijn

Openbrief

Naar aanleiding van recente publicaties van Jos van der Lans, Mathieu Weggeman, Ben Kuiken, en eigen publicaties over regels, efficiëntie, verantwoordelijkheid, initiatief en zelfoplossend vermogen hebben wij onlangs het initiatief genomen om via een LinkedIn-groep vanuit het brede veld input te verzamelen over de vraag: hoe kunnen we zorg beter organiseren? Het is ons opgevallen dat er veel ideeën en initiatieven zijn, waarin deze vraag wordt onderzocht of zelfs (deels) beantwoord. Onderstaand een samenvatting ter inspiratie en als uitnodiging om vanuit uw rol een bijdrage te leveren aan de discussie en de vertaling van de opbrengsten hiervan in beleid. 

1.  Wurgende regels?
Een aantal maatschappelijke regels is nodig en handig. Er zijn, samenhangend met mens- en wereldbeeld, uiteenlopende visies op hoeveel van welk soort regels gewenst zijn. In een mechanisch mensbeeld passen veel sturings- en controleregels. Dit sluit aan bij de gedachte dat alles maakbaar en controleerbaar moet zijn. Managers, politici en bestuurders gebruiken regels om daadkracht te tonen, en de zaken in de hand te houden. Maatschappijbreed wordt door het prominent in de media brengen en uitvergroten van incidenten de indruk gewekt dat zonder strikte regels en controle het hek van de dam is.
In de praktijk blijkt dat regels een andere uitwerking kunnen hebben dan wordt beoogd. Ook kunnen regels uit het ene domein strijdig zijn met die uit een ander domein. Zo schijnen hygiëneregels voor te schrijven dat een vloer glad moet zijn, terwijl volgens Arboregels de vloer geruwd moet zijn in verband met uitglijdgevaar. Ook kunnen regels de eigen verantwoordelijkheid ontnemen en als excuus dienen om zelf geen initiatief te hoeven nemen. Verder kost het handhaven van regels veel geld, tijd en werk. De effectiviteit van regelgeving staat ter discussie, omdat in de praktijk mensen gaan sjoemelen met al die regels waardoor je door de bomen het bos niet meer ziet.
Leidt het steeds verfijnen en toevoegen van regels nu tot beter maatschappelijk functioneren? Het lijkt erop dat hier een paradox optreedt: regels zouden de smeerolie moeten zijn van een geoliede samenleving, maar het lijkt erop alsof een teveel aan regels juist zand in de raderen strooit. Met minder regels nemen mensen zelf meer verantwoordelijkheid, minder regels kunnen het leven overzichtelijker maken, minder regels kan meer zelfwerkzaamheid en onderling vertrouwen geven. Daardoor wordt het doel en de betekenis van ons doen en laten de leidraad van ons handelen. Als dat het geval is mogen we in gezamenlijkheid een deel van onze sociale werkelijkheid construeren, experimenteren, fouten maken om van te leren, en daaruit ontstaan vaak de mooiste dingen.
De linkedln discussiegroep over hoe we zorg beter kunnen organiseren, houdt verband met het bovenstaande. De vraag is of we ons laten leiden door een veelheid aan bureaucratische regels die de cliënt alle zeggenschap en initiatief ontneemt en in een aantal gevallen inefficiënt en niet effectief is, of dat we door andere vormen van organisatie werkbare, menselijke, nabije, bestendige en betaalbare zorgactiviteiten kunnen opzetten.

2. Resultaten Linkedln discussie
Na 2 weken reacties op onze Linkedln groep zijn de volgende tendensen zichtbaar:
In de kleine wereld zijn er frisse en ondernemende initiatieven, waarbij mantelzorg, participatie aan de gemeenschap en leefbaarheid een groot draagvlak hebben. Voorbeelden zijn er te over, zoals buurtzorg, zorgcoöperaties Hoogeloon, zorgnetwerk Eersel, vrijwillige thuiszorg, zelfzorg, woonzorgzones, Thomashuizen/Herbergier en Eigen Kracht. Op sommige plaatsen en in sommige gemeenschappen vinden mensen elkaar beter dan elders. Dit hangt samen met het gemeenschapsgevoel in het algemeen. Vaak zijn actieve gemeenschappen op het terrein van de zorg ook actief in kunst, cultuur en verenigingsleven. De ervaring van succes maakt mensen enthousiast en gemotiveerd, het zelfvertrouwen en de onderlinge band en het verantwoordelijk voelen voor elkaar nemen toe.
Dit neemt niet weg dat er ook veel frustratie en ongenoegen is over hoe verantwoordelijkheden afgeschoven worden. Een groot probleem lijkt het mismanagement en de bureaucratie in grote ambtelijke en procedurele organisaties te zijn. Er wordt veel gemopperd en geklaagd dat gelden voor verzorging en verpleging niet terecht komen waar ze thuis horen, bij de cliënten.
Vooral in ziekenhuizen en de medische centra gaat veel geld om, dus is daar grote winst is te halen, Toch blijven juist deze instituten voorlopig redelijk gespaard, terwijl hier meer dan 50% van de medische kosten wordt uitgegeven en stijging van kosten plaatsvindt.
In vergelijking met België kenmerkt het Nederlandse medische systeem zich door een meer functiegerichte opsplitsing en specialisatie van taken en verantwoordelijkheden. In praktijk betekent dit dat er een keten van processen moet worden doorlopen. Dit kost soms weken en gaat gepaard met veel coördinatie, protocollen en bureaucratie. In België is er sprake van een naar specialisme geordende medische organisatie. Gewoonlijk doorloop je in één dag als cliënt het proces van kennismaking, onderzoek, diagnostiek en planning voor behandeling.
Een enkele deelnemer aan de discussie geeft een systeembeschouwing. Jan Tulder, voormalig directeur van een zorgverzekeraar grijpt terug naar het verleden. Historisch gezien bestond er een tweedeling tussen ziekenfondsverzekerden en particulier verzekerden. De betrokkenheid bij zorg en de verantwoordelijkheid voor kosten en preventie zou bij de laatste groep groter zijn. De vraag is of dit een verdienste was van het stelsel of dat het was toe te schrijven aan de kenmerken van de verschillende groepen die er aan deelnamen. Op dit vlak is het zinvol om over de grens te kijken naar stelsels waar cliënten 90% van de zorgkosten op basis van declaraties vergoed krijgen, en 10% voor eigen rekening. Nemen cliënten die beter zicht hebben op wat medische behandelingen kosten ook meer verantwoordelijkheid voor hun gezondheid?
Enkele ideeën en suggesties die verder werden aangedragen willen wij u niet onthouden.
Een belangrijke is het kritisch kijken naar de inkoop van goederen en materialen. Daarbij moet de kanttekening worden gemaakt dat hier ook tegengeluiden te horen zijn, met name bij de inkoop van goedkope medicijnen. Een aantal patiënten meent dat ze niet langer de medicijnen krijgen die ze echt nodig hebben.
Een ander idee is dat moet worden afgestapt van een mechanische productfinanciering met een enorme controlebureaucratie en met een diversiteit van duizenden productdefinities.
Ook wordt gesuggereerd dat professionele sturing en beloning in de plaats moet komen van managementsturing en beloning waarbij vakkennis en betrokkenheid niet meer relevant lijkt te zijn.
Verder wordt gewezen op de gewenste vorm van sturing in de zorg. Nu vindt sturing vaak plaats via tijd-activiteitenschema’s en verantwoordingsformulieren. Het zou wenselijker zijn om in professionele omgevingen te sturen op vertrouwen en openheid. Een collectieve gemeentepolis op basis van lifestyle zou een prikkel kunnen zijn om gezonder leven te stimuleren. Besparingen zijn verder mogelijk door gebruik te maken van nieuwe communicatietechnologie en domotica. Daarnaast reageren een aantal kleine bureaus en ZZP-specialisten die inspelen op meer of minder vermeende noden en behoeften van cliënten. Ook waren er reacties van mensen die vanuit een aanbesteding gedwongen zijn om ZZP-er te worden.
Een beschouwing van Frans van Kopen willen wij u tenslotte niet onthouden. In antwoord op marktwerking, belangen en koninkrijkjes pleit hij ervoor om de cliënt en de professional weer centraal te stellen:
1.     De cliënt en zijn directe leefomgeving staan voorop
2.     We helpen elkaar
3.     We werken vanuit een integrale aanpak en dragen dat ook zo over als het nodig mocht zijn
4.     We geven weer ruimte tot professionaliteit en verantwoordelijkheid
5.     Protocol is een richtlijn, maar we sturen op grond van gezond verstand en inzicht

3.  Besluit.
Beste Edith en Martin,
Onze eerste conclusies zijn dat er in de kleine (leef)wereld veel goede en zinvolle initiatieven zijn als het gaat om elkaar te helpen en zorgverantwoordelijkheid te nemen. De voorgenomen bezuiniging op de eerstelijnszorg zou nog wel eens kunnen uitmonden in “goedkoop is duurkoop”. De hoge zorgkosten liggen op andere terreinen. De verantwoordelijkheden moeten worden opgepakt waar deze het meest effect sorteren. Er ligt ons inziens een grote uitdaging om een alternatief te bieden voor het waterhoofd van management en bureaucratie dat functioneert op basis van wantrouwen en controle. Dit veranderen vereist een fundamentele verandering van het systeem. Een verandering die geënt moet worden op het nemen en geven van verantwoordelijkheid en vertrouwen in nabije zorg en in de relatie cliënt-professional. Aansluitend op de decentralisatie is er behoefte aan een landelijk zorgsysteem dat is gebaseerd op dezelfde uitgangspunten.
Wat ons betreft is deze discussie nog niet afgerond, we zijn van plan de dialoog met cliënten, het werkveld en u te onderhouden en verder uit te werken.

Met vriendelijke groet,
Willem Vermeulen
Erno Mijland
Raf Daenen

vrijdag 22 februari 2013

Marktwerking in de zorg: Zegen of vloek

‘Marktwerking’ wordt in toenemende mate als toverformule geponeerd om maatschappelijke problemen op te lossen.
Vooral als de kosten van bepaalde maatschappelijke activiteiten toenemen, zoals in de gezondheidszorg gebeurt, wordt marktwerking als panacee gezien. Wat er meestal niet wordt bij verteld is dat dit systeem een aantal cruciale voorwaarden vereist om de beloften waar te kunnen maken. In dit artikel stellen we dat in de praktijk hier de schoen vaak wringt.
Door Raf Daenen en Willem Vermeulen auteurs van het boek ‘Perspectief op een maatschappij in crisis. Samen leren, samen werken en samen leven’


Vanuit de liberale marktvisie wordt vrije concurrentie aanbevolen, omdat dit tot vier soorten verbetering zou leiden. Ten eerste zouden aanbieders efficiënter gaan werken en verspillingen tegengaan om de kosten te drukken. Ten tweede zou de kwaliteit van de producten of diensten toenemen om de afnemers ook op langere termijn aan zich te verbinden. Omdat er concurrentie is kunnen afnemers immers snel naar een andere aanbieder switchen. Ten derde zou de keuzevrijheid van afnemers toenemen. Tenslotte zou er een beter kosten-batensaldo ontstaan, waar de hele maatschappij van profiteert. Volgens de aanhangers van de vrije markt is dit dan ook het ideale systeem om efficiëntie en kwaliteitsverbetering hand in hand te doen gaan.
Zorg in een vrije markt
In een vrije zorgmarkt kunnen alle organisaties of personen die zich daartoe geroepen voelen zich aanbieden voor bepaalde zorgtaken of daarmee samenhangende activiteiten zoals toezichttaken of financieringstaken. Het aanbod kan breed zijn en veel taken of activiteiten omvatten, of smal zijn en zich richten op een specifieke niche, zoals opvang van terminaal zieken. De afnemers van zorg hebben een grote keuze uit het aanbod van producten en diensten en in principe dus een grote keuzevrijheid. Zo vinden we in ons land zo’n 35 zorgverzekeraars. Alleen al in de gemeente Rotterdam zijn ruim 4500 zorgaanbieders bekend, uiteenlopend van palliatieve zorgcentra tot flebologiecentra (behandeling spataderen) en van geriater tot mondhygiënist. Totaal gaat het in Rotterdam om ruim 56.000 mensen die in de zorg werkzaam zijn. Marktaanbod roept blijkbaar vraag en specialisatie op.
Het dilemma van transparantie
Het is de bedoeling dat, om een goede keuze te maken, de aanbieders transparant zijn in de aard, omvang en kwaliteit van diensten die ze aanbieden en de kosten die ermee gepaard gaan. Hier doemt een eerste probleem op. De aanbieders zelf zitten in een spagaat, want openheid en transparantie kan weliswaar de keuze voor de afnemer vergemakkelijken, maar het kan tevens de concurrentiepositie ondermijnen. De concurrent weet dan immers precies waar hij een beter aanbod kan doen. Voor dit probleem worden in de praktijk twee oplossingen gehanteerd. De eerste is een (te) mooie voorstelling van zaken geven. Men leze er de folders van zorginstellingen maar op na. De tweede is de informatie zo verpakken dat moeilijk te doorgronden is wat er precies wel of niet in het aanbod van de aanbieder zit. Men leze er de polissen van zorgverzekeraars op na.
Kwaliteit beoordelen
Een tweede veronderstelling is dat de kwaliteit van de marktpartij goed is te beoordelen door de potentiële afnemers. De afnemer wil immers een prijs-kwaliteitsvergelijking kunnen maken. Maar hoe kan een afnemer de kwaliteit van een dienst beoordelen als deze zeer specialistisch is, of afhankelijk is van een specifieke klant-professional relatie, zoals in de zorg vaak het geval zal zijn? Om de kwaliteit te borgen kunnen er opleidingseisen aan personeel worden gesteld en certificeringen van de organisatie op uiteenlopende terreinen geëist. Ook kunnen er inspecties worden gehouden, of cliëntbeoordelingen worden gerapporteerd. Opleiding en certificering zeggen echter lang niet alles over zorgaspecten die de afnemer belangrijk kan vinden. Zo hoeft een technisch goede chirurg niet te beschikken over goede communicatievaardigheden, terwijl cliënten daar wel sterk aan kunnen hechten. Inspecties en cliëntbeoordelingen zijn momentopnamen en hoeven niets te zeggen over de kwaliteit van de aanbieder in het algemeen of over langere termijn. Het probleem dat de kern van zorg zit in de kwaliteit van de klant-professional relatie die zich pas manifesteert als de relatie daadwerkelijk tot stand is gekomen, is lastig op voorhand op te lossen. Wel kan in het algemeen worden gesteld dat zeker de cliënt die op langdurige zorg is aangewezen, baat heeft bij vaste zorgverleners waar hij of zij een goede band mee kan opbouwen, maar waar hij of zij ook afhankelijk van is. In een vrije markt loert altijd het gevaar van snel switchen van personeel; ook personeel laat zich in een vrije markt leiden door de meest gunstige arbeidspositie.
Kwaliteit en concurrentie
Een derde veronderstelling is dat het efficiënter werken en drukken van de kosten hand in hand gaat met verhoging van kwaliteit. Dit blijkt in de praktijk meestal een naïeve veronderstelling te zijn. Er zijn veel voorbeelden uit de markt dat uit kosten- of winstoverwegingen genoegen wordt genomen met een lagere kwaliteit van artikelen, minder goed geschoold personeel of het minder nauw nemen met regels van arbeidsvoorwaarden, hygiëne en veiligheid. Zo constateert Abvakabo FNV dat bij verpleeg- en verzorgingstehuizen en in de thuiszorg de werkdruk door gebrek aan personeel nu regelmatig al zo hoog is, dat dit ten koste gaat van de zorgkwaliteit. In een aantal gevallen worden welbewust wettelijke regels overtreden om de kostenkant laag te houden of de winst op te drijven. Vaak leidt marktwerking ertoe dat de salarissen en bonussen aan de top van het bedrijf stijgen, en aan de onderkant dalen. Zo is bij onderzoek in 14 zorginstellingen gebleken dat de helft ervan meer dan drie ton per jaar aan de bestuursvoorzitter doteert. Met daarnaast vaak nog een riante onkostenvergoeding. In een aantal gevallen verdient de voorzitter meer dan 10 keer zoveel dan het laagste salaris in de instelling.
Prijsafspraken
Een vierde veronderstelling is dat er eerlijke en open concurrentie bestaat en dat aanbieders eerlijk en integer zijn. Ook deze veronderstelling is doorgaans naïef. Veel aanbieders in de sector kennen elkaar, zeker als ze in een specifieke niche, zoals medicijnverstrekking werkzaam zijn. Het verleden heeft geleerd dat het verleidelijk is om onderling prijsafspraken te maken, of elkaar een bepaald deel van de markt te gunnen. Zo bleek uit onderzoek van Tros Radar dat zorgverzekeraars in het geheim afspraken maken met medicijnfabrikanten over lagere prijzen van medicijnen. De gebruikers van de medicijnen krijgen die lagere prijs niet te horen en moeten de volle mep betalen voor hun geneesmiddelen. Zulke afspraken worden in verschillende sectoren gemaakt, dus waarom niet in de zorg. Ook kunnen er aanbieders zijn die het niet om het wezen van de zorg gaat, maar enkel om geld te verdienen. In een markt waar men met afhankelijke klanten van doen heeft is het heel gemakkelijk om zich over de rug van zwakkeren te verrijken. Vorig jaar nog is een aantal gevallen geconstateerd waarbij bemiddelingsbureaus pgb-geld dat voor cliënten is bedoeld, in eigen zak hebben gestoken. 
Concurreren kost geld
Een belangrijke veronderstelling is dat concurrentie tot lagere prijzen voor de afnemer leidt. Zelfs als er eerlijke en open concurrentie bestaat is dat nog maar de vraag. Immers: zorgondernemers zullen proberen de kosten te verminderen en verspillingen te elimineren, maar anderzijds zijn ze meer geld kwijt aan het concurreren zelf: reclame maken, klantenwerving, in de gaten houden wat de concurrenten doen. Als de markt of het klantenbestand verandert moet de zorgondernemer ook veranderen, en dat kan veel investering vergen. In de zorgmarkt zal een groot deel van de kosten bestaan uit salarissen, en dus wordt daar al snel op beknibbeld. Dat kan betekenen dat er meer handelingen in kortere tijd moeten worden verricht, geen tijd meer voor een praatje met een cliënt bij een kopje koffie. Of handelingen worden opgedeeld in niveaus, en de cliënt wordt geconfronteerd met steeds wisselende behandelaars; een voor het aankleden, een ander voor het verwisselen van het verband, een derde voor het toedienen van medicijnen. Daar zitten de meeste cliënten en de meeste professionals niet op te wachten.
Protocollen en controles
Een belangrijk element in de zorgsector dat in een marktbenadering doorgaans niet wordt meegewogen is het gegeven dat veel professionals een groot deel van hun arbeidstevredenheid en eigenwaarde ontlenen aan de inhoud, waardering en resultaten van hun werk. Als de inhoud van het werk in deeltaken wordt opgeknipt, en de resultaten van het werk onzichtbaarder worden gemaakt, dan zal de tevredenheid afnemen. De neiging tot protocolleren en controleren neemt ook in de zorg toe. Zo zijn er alleen al voor het inbrengen van een mayotube (voor een onbelemmerde ademhaling) 19 regels die moeten worden gevolgd. Uit onderzoek bij de bloedtransfusiedienst blijkt dat met name bij de groep verpleegkundigen de indruk bestaat  dat door het in toenemende mate vastleggen van werkwijzen en het verantwoorden, het dagelijkse werk steeds moeizamer wordt. Daarom zullen de werknemers niet langer geneigd zijn om nog net dat stapje extra te zetten, om iets meer tijd aan een probleem te besteden of om problemen die een ander heeft veroorzaakt op te lossen. Zo ver is het gelukkig nog niet, maar bij een vrije marktwerking is een formalistische opstelling van personeel een reële dreiging. Gemotiveerd en goed opgeleid personeel is de belangrijkste investeringsfactor in de zorgsector, en als dat wegvalt gaat dat onontkoombaar ten koste van de zorgkwaliteit.
Solidariteit of recht van de sterkste
Tenslotte ligt het voor de hand dat de werking van vraag en aanbod in de vrije markt ertoe leidt dat zorg waar weinig vraag naar is, omdat het heel specifieke zorg voor weinig mensen betreft, niet wordt aangeboden of onbetaalbaar wordt, omdat er nu eenmaal een hoge prijs op exclusiviteit staat. Deze vrees wordt door veel Nederlanders gedeeld, zo blijkt uit onderzoek (Kanne, 2010). Ook zijn in een echte vrije markt mensen die gezondheidsproblemen hebben de klos. De vrije markt is niet op solidariteit gebaseerd en dus zullen mensen die geluk hebben en nauwelijks ziek zijn weinig kosten hebben, maar mensen die gehandicapt zijn of met hun gezondheid sukkelen zullen veel moeten betalen. Mensen die dat niet kunnen moeten maar leningen afsluiten, of als uiterste consequentie, creperen. Dat zullen de meesten van ons gelukkig onacceptabel vinden.
Weg met de marktwerking?
Al met al blijkt dat een aanzienlijk groter deel van de bevolking tegenstander dan voorstander is van marktwerking in de publieke sector. Twee derde van de Nederlanders vindt dat de overheid het in de gezondheidszorg voor het zeggen moet hebben en dat de overheid meer toezicht moet houden (Hertogh en Van der Meij, 2010). Alle kiezersgroepen blijken tegen marktwerking in de thuiszorg te zijn. De Nederlanders menen in overgrote meerderheid dat marktwerking in de thuiszorg de kwaliteit van de zorg zal verminderen. Als mogelijke voordeel ziet men wel dat vraag en aanbod op een aantal punten beter op elkaar afgestemd worden, en dat er meer dienstverlening op maat mogelijk is (Kanne, 2010).
Een alternatief?
De tegenwerping van liberale denkers op de kritiek op het vrije marktmodel is dat een door de overheid geregelde sector niet beter is, en met nog ernstiger problemen te kampen heeft.
Er wordt gewezen op kostenverslindende bureaucratie, verspilling, een klantonvriendelijke bejegening en het gebrek aan keuzevrijheid of het beperken van keuzemogelijkheden. Natuurlijk zijn er voorbeelden te vinden van problemen die een bureaucratische aanpak met zich meebrengt. Cliënten worden soms van de ene naar de andere instelling doorverwezen, kunnen bepaalde behandelingen niet vergoed krijgen, of worden bij klachten weggehoond.
Er wordt gewezen op landen waar de kwaliteit van de staatszorg beduidend lager is dan van de zorg door privébehandelaars of in privé-instellingen. Zulke kritiek moet serieus worden genomen. Het betekent dat er op een of andere manier garanties moeten worden ingebouwd om tegen aanvaardbare kosten een goede kwaliteit te leveren en voldoende keuzevrijheid te behouden.
Hoe kan zoiets worden gerealiseerd?
Allereerst door eens goed te kijken welk soort zorg in de eigen omgeving, laagdrempelig, maar ook met geringe kosten kan worden gerealiseerd. Daarbij is het van groot belang om te beseffen dat zorg een systeem betreft dat met andere systemen samenhangt. Als iemand op een te grote school verloren loopt, kan daar de kiem liggen voor latere fysieke en psychische klachten. Het aloude spreekwoord: “voorkomen is beter dan genezen” is hier zeker van toepassing. Dat geldt voor veel andere sectoren die het welbevinden van mensen beïnvloeden. Dus investeren in kwalitatief goede levensomstandigheden loont.
Verder moeten de professionals die in de zorg werkzaam zijn voldoende speelruimte krijgen om vanuit hun professionaliteit te handelen. Hier kunnen bureaucratische regels contraproductief werken. Natuurlijk moeten professionals rekenschap geven van hun handelen, niet door tijdformuliertjes in te vullen, maar door in collegiaal overleg van elkaar te leren.
Tenslotte moeten we ons ook realiseren dat er niet voor elk levensprobleem een pasklare oplossing is, en dat we zelf ook verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van ons bestaan en dat van anderen om ons heen. En tevens moeten we leren accepteren dat het leven eindig is, en dat we niet elke onvolkomenheid kunnen of hoeven op te lossen.

 

 

dinsdag 19 februari 2013

Oirschot de parel van brainport

Doelgerichte en ordelijke samenwerking: opschalen gemeenten een non-discussie

We moeten zorgvuldig met gemeenschapsmiddelen omgaan! Maatschappelijke functies moeten op het juiste schaalniveau worden gerealiseerd. Voor een ziekenhuis hebben we een verzorgingsgebied van 400.000 inwoners nodig, voor een GGZ instelling misschien wel het dubbele en voor gespecialiseerde en gedwongen jeugdzorg is zelfs de SRE-regio te klein.
Het gaat in essentie om de vraag hoe samenwerking efficiënt kan worden georganiseerd. Ondersteunende infrastructuur waar iedereen recht op heeft en gebruik van maakt (zoals water, elektriciteit, openbaar vervoer, informatie, onderwijs en zorg) kan door standaardisatie efficiënt in samenwerkingsverbanden georganiseerd worden.  
We moeten ook van het beeld af dat de overheid alles moet organiseren en dat ook beter kan. Kijk naar onze economische samenwerking. Hier vervult het SRE slechts een financieel marginale rol; het is het samenwerken in de triplehelix (overheid, kennisinstellingen en overheid) dat Brainport op de kaart zet.
Ik onderscheid twee niveaus van gemeentelijk functioneren. Het ene is het niveau van de leefbaarheid (jeugd, onderwijs, verenigingen van cultuur en sport, participatie en zorg voor elkaar). Op dit niveau verschillen stadsdelen en dorpen niet zo veel van elkaar. Het aantal inwoners ligt hier in de orde van grootte van zo’n 20.000. Willen we dat mensen verantwoordelijkheid voor elkaar nemen dan is overzicht, betrokkenheid en identificatie noodzakelijk. De decentrale krachten moeten we koesteren. En, hoewel nieuwe media steeds grotere werelden ontsluiten, zal het uitvoeren van allerlei leefbaarheidsactiviteiten toch in de nabijheid moeten gebeuren. (Activeer de positieve krachten in de gemeenschap http://rafdaenen.blogspot.com/2012/12/activeer-de-positieve-krachten-in-de.html?spref=tw ).
Als overheid hebben we hier de verantwoordelijkheid om aan te sluiten op initiatieven, te zorgen voor enige infrastructuur en vooral faciliteren en ondersteunen, laat honderd bloemen bloeien en maak er een mooi boeket van.
Het tweede niveau betreft omvangrijke functies, van infrastructuur van informatie en energie tot wegen, water en afval, bestemmingsplannen, vergunningen en handhaving (RUD), veiligheid (GOR; politie, brandweer en ambulances), GGD, GGZ, ziekenhuizen. Dit moet in grotere verbanden, met een goede logistiek van samenwerken worden gerealiseerd.
Zeker ook gegeven de nieuwe overkoepelende activiteiten van de decentralisaties (WMO, CJG, en WWV) is het zaak om te kijken naar de logica van samenwerken. In tegenstelling tot de huidige werkelijkheid, die een lappendeken is van verschillende samenwerkingsverbanden dient de samenwerking over de grenzen van gemeenten heen gerichtheid en eenduidigheid te krijgen. De belangrijkste sociaaleconomische samenwerkingsverbanden liggen voor Oirschot b.v. richting Best en Eindhoven. Terwijl in de gemeentelijke organisatiesfeer nu de blik is gericht op de Kempen, en onze wsw functie is gekoppeld aan de Mijerij niet logisch maar wel de werkelijkheid.
Het vragen naar een centrale regie in overzichtelijke veelvouden van 20.000 is utopisch maar zou ons van veel ongemakken bevrijden.
We leven in de wereld van nu. Laat ons proberen logische en aansluitende samenwerkingsverbanden tot stand te brengen als het gaat om de decentralisaties van WMO, CJG en WWV. De loketfuncties en het faciliteren van de leefbaarheid organiseren we op een schaal van 20.000, maar de overkoepelende, specialistische en ondersteunende activiteiten als GGZ, jeugdzorg, UWV, SD, WSW, GGD, regelen we of herordenen we in een regionaal en subregionaal verband met Eindhoven als centrumgemeente. En daarbinnen ordenen we subregio’s in consistente veelvouden van 20.000 inwoners.

zondag 17 februari 2013

Een actieve gemeenschap

Live talkshow 'Beers Gebuurt' van start

Een levendige, live talkshow met gasten en talenten uit de Beerzen... op zondag 17 maart vindt de eerste editie plaats van 'Beers Gebuurt'. Vanaf 15.30 uur ontvangt presentator Jan Moeskops in Ons Mevrouw aan het Doornboomplein in Middelbeers Beerzenaren van alle leeftijden en achtergronden. Een redactie bereidt momenteel een gevarieerd programma voor met live muziek en voordracht, interviews naar aanleiding van de actualiteit, discussie, videoreportages en enkele andere vaste onderdelen. Het programma duurt tot ongeveer 17.00 uur; de entree zal gratis zijn.

Met de talkshow wil de organisatie onder andere een laagdrempelig podium creëren voor talent uit de Beerzen. Maar de talkshow is vooral ook bedoeld om in een gezellige sfeer kennis te maken met dorpsgenoten en hun belevenissen en verhalen. De ontmoetingen tussen jong en wat ouder en tussen dorpsgenoten met verschillende interessen en achtergronden dragen volgens de organisatie bij aan de leefbaarheid in de Beerzen. Elkaar leren kennen betekent immers ook: elkaar gemakkelijker kunnen vinden. Het is de bedoeling dat de talkshow vaker georganiseerd gaat worden, met name in de donkere maanden.

'Beers Gebuurt' is een idee van 't Interieur; de organisatie bestaat inmiddels uit vertegenwoordigers vanuit verschillende achtergronden. De redactie wordt gevormd door Raf Daenen, Jan den Otter, Rens van Ginneken en Erno Mijland. Heeft u suggesties voor onderwerpen of optredens of wilt u op een of andere manier een bijdrage leveren? Spreek een van de redactieleden aan of bel of mail met Erno Mijland: 013-5142390 of ernomijland@gmail.com.


zaterdag 16 februari 2013

Ons Brabants droomland!


Laten we er geen doekjes om winden, het is duidelijk dat de intensieve veehouderij het Brabantse platteland belast. Zeker de Peel en de Kempen. De intensieve veehouderij heeft een slechte invloed op onze gezondheid, doet afbreuk aan onze natuur, verzuurt het milieu, en zet de leefbaarheid, het woongenot en de sociale relaties onder druk. De tolerantie neemt af en daarmee de acceptatie van hinder. In dorpen zoals Reusel kun je de varkenslucht overal opsnuiven. Maatschappelijke inzichten veranderen en de kwantitatieve omvang en emissies van veehouderijen staan ter discussie. In het Rapport van de Commissie van Doorn  “Al het vlees duurzaam. De doorbraak naar een gezonde, veilige en gewaardeerde veehouderij in 2020” , wordt duidelijk dat de intensieve veehouderij om een andere aanpakt vraagt . De maximale bedrijfsgrootte zou niet meer dan 1,5 ha mogen bedragen en het aantal dieren per bedrijf 300 nge. Ook zouden er grenzen aan de uitstoot gesteld moeten worden van max. 10 ou en cumulatief 20 ou. Het antibioticagebruik moet fors gereduceerd worden En de best mogelijke technologie voor de bevordering van het leefmilieu van mens en dier zou moeten worden ingezet. Ook moeten voer- voedings- en verwerkingsbedrijven zich verantwoordelijk in de keten gedragen. Daarvoor formuleren we samen innovatieve doelstellingen, waarbij in de keten van productie tot consumptie kwalitatief verantwoord te werk wordt gegaan. Daarin heeft ook de burger een taak: de verantwoordelijke burger koopt geen plofkip, maar een Bofkip die in goede omstandigheden heeft geleefd.
Tot zover is er niets nieuws onder de zon, we werken aan veehouderij die draagvlak heeft in haar omgeving en in de samenleving.
Sint Michielsgestel voorbij, van brainport tot droomland,
Een vitaal platteland biedt mogelijkheden op het terrein van welzijn, gezondheid, sport, goede voeding, onthaasten, leven met en leren van en in de natuur. Brainport biedt kansen voor een kwalitatief hoogwaardig platteland. Ik zie mijn droomland zo: de steden Eindhoven en Helmond omringd door twee warme handen, de Kempen en de Peel. Dit is het land waar het leven goed is, waar ontspannen kan worden geleefd. Waar een gezonde natuurbeleving en ontmoeting tussen mens en dier vanzelfsprekend is. Waar er voorzieningen zijn van zorgboerderij tot welnesscentrum en van hospice tot centra voor verslavingszorg, zoals Rodersana.
Het platteland is dan het voorbeeld van een moderne zorgzame samenleving, met belangeloze uitwisseling van talenten, vanuit de kracht van het voorleven, positieve opvoeding en menselijke zorg voor elkaar. De Wmo zoals bedoeld, met geïntegreerd gebruik van domotica of huisautomatisering, glasvezel en de nieuwste communicatiemiddelen, verankerd in de spreekwoordelijke Brabantse gemoedelijkheid.
Natuur en milieu zijn ons aller levensvoorwaarden en dus ons aller zorg. Wat kunnen wij als verantwoordelijke burgers doen? Er zijn mogelijkheden genoeg: koop een landschapsaandeel, word lid van een coöperatie van zonnepanelen, koop en eet verantwoord vlees, maak het Brabantse platteland tot de eerste energieneutrale regio. De Groene corridor tussen Oirschot en Eindhoven, de synthese tussen Brainportvernuft en het cultuurhistorische Groenewoud. Cultuur, techniek, natuur en geschiedenis komen bij elkaar en dagen ons uit. Die uitdaging leidt onder meer tot een ruit van snelfietspaden, innovaties op het gebied van veehouderij en milieu, zichtstallen, aanbod en afzet van streekproducten, agrarisch natuurbeheer. We vinden thematische knooppuntenroutes, recreatieve paden waarop het spel van natuurlijk licht en duisternis zich manifesteert, georganiseerde tochten, grotere en kleine musea, herkenbare landschappen en gebouwen. En tegelijkertijd is er de hoogwaardige agrarische Brainporttechnologie van medische, veterinaire en klimatologische vernuft. Hoogwaardige ontwikkelingen die de kwaliteit van de landbouw ondersteunen en de Brabantse economische positie versterkt. Van productiebeperking naar research, ontwikkeling en kennisexport.

Intensieve veehouderij belast nu nog de samenleving onevenredig. Laten we de noodzakelijke maatregelen voor een gezond leefklimaat nemen, de kracht van de innovatieve samenleving versterken. Zo kunnen we vol vertrouwen op weg naar de Brabantse Brainport met een goed evenwicht tussen stad en platteland, waar het prettig werken, wonen en ontspannen is. Ons Brabant het land waar het leven goed is.
Raf Daenen fractie voorzitter PvdA Oirschot