dinsdag 26 november 2013

Wethouder overruled


De klankbordgroep kunst en cultuur neemt zichzelf niet serieus

Na 4 jaar rammelen aan de poort werd eindelijk de vraag van Dorpsvisie voor het uitwerken van een cultuur nota door verantwoordelijk wethouder Jan Verhoeven (GM) opgepikt. In een zorgvuldig proces werd er zowel een klankbordgroep uit de samenleving betrokken, alsook een klankbordgroep uit de gemeenteraad. Wat gebeurde er nog meer?: De burgers werden geïnformeerd via het Weekjournaal en de stukken werden later gepubliceerd op de website van de gemeente. Een informatie-bijeenkomst voor kunst- en cultuurorganisaties en de gemeenteraad werd georganiseerd. Het college van B en W toetsten de inspraakreacties uit de samenleving en keurden de nota voldoende voldragen en volwaardig om in de raad te brengen. Het presidium agendeerde de nota ter besluitvorming voor de raad op 26 november.
Maar na 7 maanden van  intensief overleg en communicatie wordt de cultuur nota van de raadsagenda gehaald. Wethouder Verhoeven en de ambtenaren hebben ons inziens met deze kunst- en cultuurnota voor de gemeente oirschot een goede basis neergelegd. Accenten op de jeugd tot 18, danwel 23 jaar. Accenten leggend op de maatschappelijke functies van kunst en cultuur en de opdracht aan de verschillende organisaties om meetbare prestaties te laten zien. Ineens wordt er echter aan de rem getrokken. De reden zou zijn dat het stuk onvoldragen, niet kaderstellend is en te weinig inspeelt op de zelfredzame samenleving. Moet er soms nog minder geld naar Kunst en Cultuur? Of zit er iets anders achter?
Voor ons als PvdA heeft er een goede inventarisatie van kunst en cultuur activiteiten plaats gevonden zijn er behoorlijke keuzes gemaakt. Er wordt in lijn met de Toekomstvisie geïnvesteerd en er is afgesproken jaarlijks de vinger aan de pols te houden en bij te sturen indien nodig. Moet de PvdA nu de wethouder, c.q. het college ondersteunen? Sinds jaar en dag ligt er eindelijk een basis waarop we verder kunnen bouwen. Natuurlijk hebben wij ook enige kritiek daar waar het gaat om echte innovatie en sociaal ondernemerschap binnen kunst en cultuur. Maar volgens ons is dit nu net de discussie die in de raad gevoerd moet worden. Uiteindelijk blijkt dePvdA de enige partij die een open en constructief debat in de raad wil voeren. Wat nu gebeurt is niet transparant en evenmin in lijn met de burgerparticipatie die alle partijen met de mond belijden. Blijkbaar moeten eerst nog wat plooien gladgestreken worden in de achterkamertjes?

Namens pvdA Oirschot de Beerzen
Michel van Leeuwen
Raf Daenen

maandag 18 november 2013

Is de Sint ook weer in het Oirschotse land


Uitnodiging fractievergadering 
Afgelopen week was in Binnenlands Bestuur te lezen dat er in gemeenten in verband met de naderende verkiezingenpolitieke cadeautjes uitgedeeld werden. We kunnen ons de vraag stellen of dit ook in Oirschot gebeurt als het gaat om ontwikkelingen bij de Oude Toren, de gemeenschapsfuncties van de kerken van Oostelbeers en Spoordonk en het open houden van de bibliotheek.
Als PvdA vinden we dat er in aansluiting op realistische maatschappelijke initiatieven een evenredige investering vanuit de gemeentekas gedaan kan worden. Belangrijker vinden we nog dat er onderlinge afstemming en draagvlak moet zijn. Soms lijkt het er op dat we alleen nog in tegenstellingen kunnen denken. Een gewetensvraag die we ons als PvdA regelmatig stellen is, waarom zouden we het die ander niet gunnen. Eigenlijk is er maar 1 gegronde reden om het niet te doen, en dat is wanneer we het algemeen belang schaden.
Bij de decentralisatie van WMO, CJG en de participatiewet is het vanzelfsprekend dat we een bijdrage naar vermogen aan de samenleving leveren, zodat we wanneer we het echt nodig hebben ook de nodige hulp krijgen.
Als PvdA nodigen we in het bijzonder de jeugd uit om met ons in gesprek te gaan over de invulling van de Algemene Plaatselijke Verordening.
Is het redelijk om 1,5u na de laatste wedstrijd de sportkantine te sluiten
Moeten we wel  of niet een happy hour toestaan
En hoe zit het dan met het stunten met bierprijzen in de supermarkt
Waarom worden de Westelbeerse Pinksterfeesten niet gelijkgeschakeld met de kermissen in andere kernen
Als PvdA vinden we dat de Horeca op moet houden met indianenverhalen te vertellen als zouden er de laatste jaren 7 extra horecagelegenheden gecreëerd zijn. Er is slechts 1 horeca vergunning extra afgegeven en dat was niet voor de cultuurboerderij. Er worden nu ook weer kritische vragen gesteld over de wenselijkheid om in de Beerzen een extra horecavergunning te verstrekken voor de exploitatie van Het Oude Gemeentehuis.  Samenwerken  aan samenleven is waar het om gaat, en daarbij elkaar iets gunnen.
Wil je meepraten met een bruisende club dan ben je donderdag 21 november om 20.00 uur welkom op onze fractievergadering in de Ramblaz in Oirschot.

Jongeren, voel je uitgenodigd en doe je zegje!
Namen PvdA Oirschot de Beerzen Raf Daenen


donderdag 14 november 2013

Populisme: de redding van de democratie


Vox populi: Een nieuw populisme met onderwijs als fundament voor de toekomst van onze kinderen

De breuklijn in de huidige samenleving wordt steeds meer bepaald door het niveau van scholing. Vroeger waren er maatschappelijke breuklijnen op basis van geloof en levensbeschouwing. Daarbinnen was er via kerk, patronaat en verenigingsleven de ontmoeting tussen personen met verschillend niveau van stand en opleiding. Het maatschappelijk middenveld zorgde voor samenkomst en vorming. Ook de dienstplicht bracht mensen van verschillend kennisniveau samen. Met de nadruk op kennis, informatie en innovatie als dragers van de samenleving, is er nu een scheiding ontstaan tussen “weters” en “niet-weters”. Deze scheiding gaat vaak samen met meer of minder inkomen. De kennismaatschappij met haar oproep om een zo hoog mogelijke opleiding te volgen is steeds belangrijker geworden, en dat gaat ten koste van mensen die dit niet willen of kunnen.
Ook de politieke partijen, die toch een afspiegeling van de samenleving zouden moeten zijn, zijn grotendeels bemenst met hoog opgeleide volksvertegenwoordigers. De laag opgeleiden in de samenleving herkennen zich steeds minder in het politieke landschap. Zij vinden hun uitlaatklep bij partijen die zich afzetten tegen het politieke establishment. In een wereld met steeds minder grenzen worden met name de lager opgeleiden de dupe van het gelijkheids- en zelfredzaamheidsprincipe. Bedrijven die productiewerk verrichten verhuizen naar lage loon landen, vaklieden voelen zich bedreigd door Oost-Europeanen die hier onder ons minimumloon komen werken. De lager opgeleiden vinden bij ontslag minder snel een andere baan of bezigheid. Zij hebben het gevoel dat zij moeten betalen voor de bankencrisis die door de hoger opgeleiden en grootverdieners is veroorzaakt.
Het behoren tot de kenniselite of het proletariaat der minder opgeleiden wordt al op jeugdige leeftijd bepaald. Zeker nu het tweede kans onderwijs vrijwel is afgesloten voor de minder vermogende. De keuze van het niveau van voortgezet onderwijs is beslissend voor iemands toekomst. Dit niveau van onderwijs bepaalt de wijze waarop iemand denkt, voelt, handelt, waar op televisie naar wordt gekeken, wat wordt gelezen en gegeten, waar en hoe op vakantie wordt gegaan, en is ook nog bepalend voor de financiële armslag.
Laag en hoog opgeleiden lijken soms van twee verschillende planeten te komen. Karikaturaal kan worden gesteld dat de hoog opgeleiden actief, vol vertrouwen, toekomstgericht, communicatief, open, nieuwsgierig, innovatief en kosmopolitisch zijn. De laag opgeleiden zijn wantrouwend, negatief, cynisch, gericht op directe consumptie en het hier en nu, voelen zich eerder slachtoffer en zijn nationalistisch.
Het niet hebben gevolgd van een hoge opleiding staat voorpersoonlijk falen, gebrek aan talent en doorzettingsvermogen. Die duiding wordt juist gegeven door de mensen die het in deze samenleving maken. De elitegroep van de succesrijken keert zich daarmee af van de kansarmen. Door de individualisering en de afname van ontmoetingen in de openbare ruimte is er minder gelegenheid en meer angst en dus minder behoefte om elkaar te ontmoeten, laat staan ervaringen te delen.
De geschetste kloof wordt vergroot door politieke keuzes. De nadruk op individuele ontplooiing en verantwoordelijkheid, de zorg van links voor migrantenarbeiders, of het stimuleren en financieren van de eigen woning heeft de lager opgeleiden steeds verder achteruit gezet. Door het marktmechanisme te verheerlijken worden vooral de laaggeschoolden een grijpgrage prooi voor de commercie. Gelokt door schitterende vooruitzichten nemen juist zij vaak onverantwoorde risico’s. De recente liberaliseringsgolf in de zorg, het onderwijs en de nutsvoorzieningen, met hun vaak moeilijk te doorgronden regels hebben deze voorzieningen ontoegankelijker gemaakt, vooral voor de lager geschoolden.
Het volk ondergaat deze ontwikkeling niet langer passief, maar komt in actie. Laaggeschoolden gaan samenwerken en willen ook bij de democratische besluitvorming worden betrokken. Wanneer we de basis van de democratie, het gelijkheidsbeginsel, mensenrechten, en de rechtsstaat overeind houden, biedt het populisme de mogelijkheid tot een vernieuwd breed spectrum van politieke partijen, van links tot rechts. Er zal noodgedwongen met populistische partijen samengewerkt moeten worden. Daarin ligt de kiem voor een nieuwe ontmoeting,
Er is ruimte voor een populistische politiek, mits het populisme wordt omgebogen van reageren uit ongenoegen naar aandacht voor de noden van de laaggeschoolden. Een van hun behoeften is het zinvol bijdragen aan de samenleving, en daarvoor gewaardeerd worden. Als de hoger geschoolden zich weer inzetten voor het maatschappelijk belang en de sociale coherentie kan ruimte worden geschapen voor maatschappelijke participatie van mensen met elk opleidingsniveau. De risico’s van globalisering enerzijds en nationalisme anderzijds moeten serieus worden genomen. De kloof tussen allochtonen en autochtonen moet overbrugd worden door culturele en godsdienstige verstarring in te ruilen voor ontmoeting en kansen. Dit vraagt om samenwerken aan een nieuw populisme, met de moed tot verandering en de wil om het goede in de samenleving te behouden.

Raf Daenen, Docent Maatschappelijke ontwikkeling, Willem Vermeulen, Psycholoog

 Auteurs van het boek “Perspectief op een maatschappij in crisis”. Boom/Lemma 2012

 

woensdag 6 november 2013

Algemene beschouwingen Obama geïnteresseerd in begrotingstruc Oirschot


Algemene beschouwingen 2014, PvdA
Ik hoorde een klikje op mijn telefoon en riep heel hard en boos in mijn telefoon: “wie luistert mij af?” Een beduusd stemmetje zei: “Ik, zwarte Piet Obama”. Daarop zei ik heel toegeeflijk: “Barak, vraag maar, ik heb niets te verbergen, en de volgende keer graag gewoon bellen.”Daarop begon Obama: “Mister Daenen, would you be so kind to ask your Mayor how…” Ik onderbrak hem met de woorden: ”Zeg, Barak jij had toch Nederlandse roots, je kunt gewoon Nederlands praten”. Waarop hij zei:  “Raf, wil je aan het college vragen hoe zij in staat zijn een begrotingstekort van1,5 miljoen met 1 pennenstreek weg te werken. Dan hebben wij in Amerika ook geen shut down meer nodig.”…

Als PvdA zijn we tevreden over de aangeleverde informatie, het in de financiële diepte duiken laten we graag over aan fracties uit de coalitie.
Als PvdA vinden we dat de gemeentefinanciën overzichtelijker zijn geworden, maar daardoor zien we ook dat er van de beoogde bezuinigingen slechts de helft gerealiseerd is en de andere helft  wordt geput uit de algemene reserve, extra kredieten voor organisatie-ontwikkeling, bestemmingsplan buitengebied en hersteloperatie mbt beheersplannen groen en wegen. Daaraan wordt dan nog de grote rentetruc toegevoegd en dan hebben we een reëel beeld van hoe deze regering omgaat met de gemeentefinanciën.

VisieOirschot een kwalitatief groene gemeente die bewust stuurt op samenhang met haar omgeving en werk maakt van een actieve gemeenschap.

Als PvdA willen we investeren in de gemeenschappen, leefbaarheid, participatie en op de samenleving gerichte activiteiten.
Juist in deze tijd van crisis is inkomensondersteuning en armoedebeleid erg belangrijk. Wij willen de extra rijksgelden in 2013 voor armoedebeleid oormerken zodat ze niet opgaan aan lantaarnpalen en we het belastingkwijtscheldingsbeleid weer kunnen invoeren. Wij zullen hiervoor een motie indienen.
Als PvdA hebben we bij de Kadernotitie het voorstel gedaan om voor de kernen Oostelbeers en Spoordonk in het kader van de leefbaarheid 1 miljoen te reserveren. Zou een dergelijke investering een bijdrage kunnen leveren aan het behoud en de transformatie van de kerken in het kader van de leefbaarheid? Wij zullen een motie indienen om daar waar er in dit kader initiatieven komen uit de gemeenschappen van Oostelbeers en Spoordonk hier constructief in mee te denken en in redelijkheid hier een bijdrage aan te leveren.
Als PvdA merken we in het kader van Brainport maar ook in het kader van horeca en toerisme dat ondernemers last hebben van het prisoners dilemma: samen kom je verder, maar het gaan voor het persoonlijk gewin op de kort termijn is sterker. Echter, daadoor kom je er gezamenlijk uiteindelijk slechter uit.. Hier lag een uitdaging om vanuit een gemeenschappelijke visie samen aan een economisch actieplan te werken;
Wij hebben met  zijn allen Oirschot als schaliegasvrije gemeente benoemd, de volgende stap is dat we zullen moeten investeren in andere duurzame energie. Ik nodig andere fracties uit om andermaal in gezamenlijkheid een motie te formuleren die een aanzet biedt om initiatieven in dit kader te ondersteunen.
Volgens ons heeft de wethouder infrastructuur ooit gezegd dat heel Oirschot  voor niets ofvoor weinig zou kunnen beschikken over glasvezel. Hoe ver zijn we hier mee? Ook hier nodig ik andere fracties uit om met een stimulerende motie te komen
Decentralisaties, participatie en kanteling
Als PvdA hebben we constant het College gestimuleerd om er zich voor in te spannen dat de kracht van de gemeenschap en de mensen tot haar recht komt.

Burgerparticipatie, burgerkracht, overheidsparticipatie blijken in de praktijk weerbarstig en lastig te realiseren, met name door de verschillende rollen van de betrokken partijen en het feit dat mensen veranderen nu eenmaal moeilijk is. Dat is de reden dat er geen echte stappen gezet worden. Vandaag konden we weer eens in de krant lezen dat de vier grote gemeenten in Brabant worstelen met de vormgeving van CJG. Voor de kleine gemeenten geldt dit net zo goed, zoals een rapport van het PON aangeeft. In Oirschot zijn we ook nog niet veel opgeschoten, al hebben we er zelfs een speciale wethouder voor gehad!
Ik wil beginnen met de Wethouder maatschappelijke ontwikkeling en de afdeling een compliment te geven over de kwaliteit van de antwoorden op de niet technische vragen die wij als PvdA gesteld hebben
Over de visie waren we het snel eens, dicht bij huis, een gezin, een plan, een regisseur. Maar als we de eigen en andere heilige huisjes moeten opgeven dan wordt het een ander verhaal.
De steeds weer terug kerende vraag is; hoe doen we dat
De antwoorden zijn tot nu toe: Bla bla bla bla bla
De visie en uitgangspunten achter de afzonderlijke decentralisaties zijn vergelijkbaar en vragen om een nieuwe benadering, ofwel een transformatie van het sociale domein: meer participatie en eigen kracht van de burger (zelfredzaamheid), minder bureaucratie, meer slimme combinaties om echte resultaten te bereiken in het sociale domein, een beperktere rol van de overheid en vermindering van de inzet van overheidsgeld. Hiervoor is een andere rolverdeling tussen burgers, maatschappelijke instellingen en de overheid noodzakelijk.

Nu volgt het antwoordde organisatie
De organisatie van de uitvoering van de verschillende decentralisaties stemmen we zoveel mogelijk op elkaar af. Bij elke decentralisatie denken we na over de invulling van een front- en backoffice en zaken zoals inkoop- en aanbesteding. Er zit daarnaast overlap in organisaties waarmee we gaan samenwerken. Naar verwachting kunnen we ook op het moment vanorganisatie veel zaken integraal oppakken.
We zijn dan ook in overleg met organisaties, instellingen en andere gemeenten om zowel beleid verder uit te werken als om kennis te delen.
Wat wordt hier nu echt gezegd. Er moet heel veel gebeuren. We zijn afhankelijk van elkaar, we hebben geen enkele doorzettingsmacht of  eindverantwoordelijkheid. Het instrumentarium van  aanbesteding en de bestaande organisaties passen niet op wat er nodig is aan organiserend vermogen. En zolang er geen echte ongelukken gebeuren interesseert de rest ons niets.

Kortom, het hulpverleningsgebouw is versleten, renovatie helpt niet meer. Het is tijd voor een nieuw gebouw en een andere organisatie. De vraag is: wie pakt het op? Mocht ik ooit nog eens wethouder worden, dan overweeg ik sterk om alle geld op een hoop te gooien en vanuit het gemeentehuis in Oirschot of ons mevrouw in de Beerzen een eigen organiserend centrum te scheppen. Iedereen die er vanuit de oude organisaties komt werken moet eerst een maand organisatie- en bureaucratie afkickprogramma volgen. Zitten we alleen nog met de vraag wie verzorgt de afkickprogramma’s voor landelijke pers en politiek? Ook de burgers en mensen in verantwoordelijke functies behoeven ondersteuning, begeleiding en vorming voor de nieuwe professionele zelfoplossende samenleving.

maandag 21 oktober 2013

Partij van de goede Arbeid


In de huidige turbulente samenleving, die wel wordt gekenmerkt als netwerksamenleving, verandert onze kijk op arbeid en de waarde van arbeid. Dat geldt vooral voor het werk op hogere opleidingsniveaus in de dienstensector, dat zowat de helft van de beroepsbevolking betreft. Vroeger waren dit de “witte boorden”. Dit deel van de beroepsbevolking zal steeds meer flexibel gaan werken, met minder binding met één bedrijf, en meer gebruik van netwerken. Er wordt ook wel gesproken van globaliserende digiwerkers. Zij zijn gericht op snelle en omvattende communicatie met andere netwerkers en zoeken voortdurend naar nieuwe mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling. Deze groep gaat steeds meer verschillen van de traditionele arbeider, die gebonden is aan een bepaald soort werk in een bepaalde bedrijfstak. Deze laatste groep handenarbeiders wordt steeds meer verdrongen door machines of arbeid uit lage loon landen, tenzij ze in een specifieke niche werkzaam zijn.
Dit betekent dat we steeds verder af komen staan van het oude ideaal van de geschoolde arbeider die de handenarbeider mee op sleeptouw neemt in zijn ontwikkeling. De kloof tussen beide groepen wordt groter, terwijl het maatschappelijk gezien nodig is om ze samen te brengen.
Vanuit de PvdA is het belangrijk om niet alleen van achter de bureaus van de Wiardi Beckman Stichting onze gedachten hierover te laten gaan. Het is essentieel om in gesprek gaan met de samenleving en vooral met degenen die het betreft, maar niet zo gemakkelijk praten.
Als PvdA willen we vanuit een praktische verdieping met 4 kernthema’s van arbeid aan de slag.
Flexibiliteit van arbeid
Steeds meer horen we dat de moderne arbeider in de turbulente complexe samenleving behoefte heeft aan ondersteuning van leidinggevenden, zich graag wat afschermt van al te grote diversiteit van werkzaamheden, zoekt naar rust en regelmaat en controle wil houden op het eigen werk.
Nog maar enkele jaren terug werd de ZZP constructie als de oplossing voor de invulling van arbeid gepresenteerd. Je eigen baas zijn, zelf kunnen regelen hoe het werk in te richten, en meer verdienen, dat was je van het. Wie wilde  daarvoor de eerder verworven rechtszekerheid van wachtgeld, pensioenopbouw en bovenwettelijke uitkering  niet inleveren? Niemand voorzag toen dat na enkele jaren veel ZZP’ers te maken zouden krijgen met teruglopende opdrachten, moordende concurrentie en afnemers die laat of helemaal niet betalen. Nu verschijnen er overal artikelen over ZZP’ers die worden uitgeknepen als citroenen, en op geen enkele garantie terug kunnen vallen.
Aanpassing van WW en ontslagrecht zijn in dit speelveld erg bedreigende ontwikkelingen wanneer we niet in staat zijn om iets van werkgarantie te regelen.
Flex- en thuiswerk met behulp van moderne media maken het mogelijk dat ouders van gezinnen met kleine kinderen kunnen blijven werken. Toch heeft ook dit zijn keerzijde: er is meer isolement, werktijd en privé tijd gaan door elkaar lopen, er wordt al gauw verwacht dat mensen 24 uur op 24 bereikbaar zijn. Dit heeft werkstress en burn-out op jonge leeftijd tot gevolg.
Met allerlei flexconstructies is misschien niets mis, mits er werkgaranties en passende arbeidsvoorwaarden en –omstandigheden aan worden gekoppeld.

Duurzame inzetbaarheid en professionalisering
Bij het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd is het van belang dat ouderen functioneel worden ingezet, en tevens dat er permanente scholing wordt geboden. Hier gaat het echter al snel alleen over kenniswerkers. We moeten ons nog bezinnen op de betekenis van duurzame inzetbaarheid en professionalisering voor medewerkers van ondersteunende diensten, en mensen die fysieke en maakarbeid verrichten.
Werkeloosheid en verlies van vaste banen
Het langer doorwerken van ouderen zorgt ervoor dat de jongeren van nu minder kunnen toetreden tot de schaarse arbeidsmarkt. Misschien bieden duo instroom- en uitstroombanen soelaas. Ouderen kunnen als coach van de jongeren optreden. Het lijkt er echter op dat werkgevers vooral gericht zijn op korte termijn voordeel en dus goedkope arbeid. Maar in de meer fysieke arbeidssectoren en het buitenwerk zou er juist ruimte gemaakt kunnen worden voor participatiebanen.
Marktwerking en aanbesteding gekoppeld aan de overgang van AWBZ voorzieningen in zorg en welzijn maakt dat er steeds meer geknepen wordt op lonen en dat vaste banen verloren gaan. Bijzondere constructies van outsourcing, nuluren contracten, P-rolling of detachering maken de rechtspositie van arbeiders erg onzeker.
Zeggenschap en legitimatie van bonden  
Vakbonden vergrijzen en drogen op, het binden van jongeren op het thema collectieve voorzieningen zoals arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden lijkt niet meer van deze tijd. Thans worden allerlei oppervlakkige en wisselende vormen van werknemers/werkgeversoverleg in het leven geroepen om de formele medezeggenschap te ontduiken. Als het zo uitkomt wordt er in bedrijven gestreefd naar resultaatverantwoordelijke teams, worden teams steeds van samenstelling veranderd, en wordt het organisatiemodel regelmatig opgeschoond vanuit nieuwe, veelbelovende missiestatements. Veel teams worden geconfronteerd met rattengedrag, er is discontinuïteit van leiding en er komen steeds andere crisismanagers. De ambitie in de top wordt uitgevochten over de rug van de arbeiders. Niet zo zeer meer loon is de primaire behoefte van arbeiders in organisaties, kwaliteit van werk en leiding alsmede continuïteit en wekplezier is belangrijk voor werknemers.
De vraag is of de vakbonden van nu deze aspecten voldoende behartigen, en dat goed naar buiten weten te brengen.
Kortom
Voor een “Partij van de goede arbeid” wordt het tijd om van onderop het gesprek over goede arbeid te organiseren. Daarbij kunnen onderzoeksresultaten worden gekoppeld aan alledaagse ervaringen en toekomstige ontwikkelingen. Ook moet zo’n partij het lef hebben om historische missers van liberalisering van zorg of onderwijs te heroverwegen en zo nodig te corrigeren. En zeker moeten recente keuzes van overhevelen van AWBZ naar WMO, en invoering van participatiebanen tegen het licht worden gehouden, om waar nodig deze keuzes te herijken of van de juiste kaders te voorzien.
Een moderne “Partij van de goede arbeid” kijkt kritisch in de spiegel en voert het gesprek over goede arbeid niet vanaf het pluche of vanuit de zetel van de onderzoeker, maar samen met de mensen op de werkvloer en met de voeten in de aarde.

vrijdag 18 oktober 2013

Jeugdzorg dicht bij huis,Werk aan de winkel


De jeugdzorg dichtbij en bereikbaar, het kan!
Afgelopen week heeft de Tweede Kamer ingestemd met de nieuwe Jeugdwet. Gemeenten krijgen hierdoor in 2015 de verantwoordelijkheid over de jeugdzorg. Dit is een grote stap vooruit omdat de hulp aan gezinnen nu dichtbij georganiseerd wordt. Hierdoor krijgen kinderen sneller de juiste hulp, ouders worden beter betrokken en hulpverleners krijgen meer vertrouwen.
Op dit moment zijn er nog teveel kinderen met problemen die te laat of zelfs geen hulp krijgen. Dat komt omdat bij gezinnen met meerdere complexe problemen de hulp erg versnipperd is. Uit onderzoek blijkt dat er wel tussen de negen en zeventien hulpverleners bij een gezin betrokken zijn. Deze werken langs elkaar heen en ouders zien door de bomen het bos niet meer. Daarnaast duurt het lang voordat gezinnen eindelijk hulp krijgen en die hulp is ontzettend duur. Dat moet anders.
En wij gaan dat nu ook anders doen, wij gaan de jeugd- en gezinshulp in Nederland anders organiseren. Voor één gezin, komt er één plan en één ondersteunende hulpverlener. Die hulpverlener komt bij gezinnen thuis en helpt direct orde op zaken stellen. Op maat, waarbij de hulpvraag centraal staat. De hulpverlener beperkt zich niet tot maar één taak, maar gaat direct aan de slag bijvoorbeeld met opvoedadvies, hulp bij het zoeken naar werk of bij de schuldhulpverlening. De hulpverlener doet dit niet alleen, maar kijkt ook wat het gezin zelf kan. Samen met bijvoorbeeld familie, vrienden en de buren. Daarnaast wordt gezorgd voor professionele hulp, waar het gezin dat echt nodig heeft. Doordat er wordt gezorgd voor minder bureaucratie en afvinklijstjes, is er meer tijd voor het gezin. In Amsterdam is nu al te zien dat deze aanpak een spectaculaire vermindering van het aantal uithuisplaatsingen van kinderen met zich meebrengt. De kinderen worden sneller en beter geholpen en de gezinnen zijn tevreden. En de kosten zijn fors lager.
De nieuwe Jeugdwet biedt dus kansen om de zorg dichtbij te organiseren in belang van het kind en het gezin. Nu deze wetgeving er ligt en er duidelijkheid is over de voorwaarden, is het aan de gemeente om de jeugdzorg in hun woonplaats te gaan organiseren. Daar ligt de grootste uitdaging en daar moeten de colleges van B&W, gemeenteraden en jeugdzorgorganisaties samen aan de slag. De kansen die er liggen zijn groot, de mogelijkheden ook. Dat vraagt scherpte om deze te benutten.  De PvdA gaat hier graag mee aan de slag; op deze wijze kunnen we effectieve, snelle hulp dichtbij organiseren voor kinderen en gezinnen in heel Nederland!
[eigen naam], gemeenteraadslid PvdA [gemeente]
Loes Ypma, Tweede Kamerlid PvdA

Is een gemeente voorbereid op haar nieuwe taken?
Nu gemeenten steeds meer uitvoeringstaken krijgen is een fundamentele bezinning nodig op de taken en verantwoordelijkheden van de overheden. Wat kan men van de overheid verwachten, en wat kan beter aan de samenleving, de burger en de markt worden overgelaten?
Over de rollen en taken van de overheid zijn in de loop der jaren verschillende standpunten ingenomen. De uitersten zijn dat de overheid alles voor haar burgers regelt en verzorgt van de wieg tot het graf, versus een minimale overheidsbemoeienis die slechts is gericht op het voorkomen van al te grote excessen. In ons land is steeds een compromis tussen deze uitersten gezocht. In het verleden werd er in de samenleving veel onderling geregeld. Ook waren er organisaties vanuit de kerk en de gegoede burgerij die een minimaal sociaal vangnet schiepen voor zieken en gebrekkigen. De overheid zorgde vooral voor de verdediging van het land, dijk- en polderbeheer, inning van belastingen en bestrijding van grote misstanden en misdaden. Het aantal departementen en rijksambtenaren was tot de Tweede Wereldoorlog tamelijk beperkt.
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog, met de opkomst van de verzorgingsstaat nam de overheid de regie in handen. Er ontstond een uitgebreid stelsel van onder meer uitkeringen, publieke gezondheidszorg, energievoorzieningen, huisvestingsfaciliteiten, vervoernetwerken, onderwijsfinanciering. Het gevolg was dat het aantal ambtenaren toenam tot 550.000 begin jaren tachtig van de vorige eeuw, en dat de overheden een aanzienlijk deel van het bruto nationaal product opsoupeerden, zo’n 60%Door economen werd gewaarschuwd voor de gevolgen van deze te grote uitgave, en aan het eind van de vorige eeuw werd de verzorgingsstaat ingrijpend veranderd. Er werd gedereguleerd en er werden taken naar de markt afgestoten, zoals zorg, huurwoningen, openbaar vervoer of energievoorziening, en het aantal ambtenaren nam af tot ruim 400.000. Daarmee heeft Nederland met Duitsland naar verhouding het minste aantal ambtenaren in de landen met een vergelijkbaar welvaartspeil in de Westerse wereld. Nu wordt nog 45% van het bruto nationaal productaan overheidstaken uitgegeven.
Toch vindt de rijksoverheid het nodig om nog verder op overheidstaken te bezuinigen. Dat gebeurt door het aantal ambtenaren verder te verminderen en door taken die eerder op nationaal niveau werden uitgevoerd te delegeren naar provinciaal of locaal niveau. Het idee is dat sectoren zoals de jeugdzorg, werk en inkomen, of zorg voor zieken en ouderen beter op locaal niveau kunnen worden geregeld, dat is minder bureaucratisch en goedkoper.
Maar wat merkt u als burger ervan? Er is al door verschillende burgergroepen geklaagd over het feit dat bepaalde zorgtaken of faciliteiten in de ene gemeente nog wel worden ondersteund, maar in de andere gemeente niet meer. Omdat gemeenten lang niet altijd veel extra middelen krijgen om de toegenomen taken uit te voeren, zullen gemeenten afwegingen moeten maken. Afhankelijk van de financiële ruimte die een gemeente nog heeft en van de politieke kleur van het college, zullen per gemeente verschillende accenten worden gelegd. In de ene gemeente wordt onderhoud van het openbaar groen aan burgers uitbesteed, in de andere wordt het verkocht, en een derde gemeente vervangt het groen door bestrating omdat dit goedkoper in onderhoud is.
De besluiten die over dit soort onderwerpen worden genomen moeten wel goed worden onderbouwd. Daarbij gaat het echt niet alleen om de vraag wat het goedkoopst is. Het gaat in principe om de vraag: “wat kunnen overheden beter regelen, en wat kan worden overgelaten aan de markt of aan de burgers onderling? Er zijn onvervreemdbare overheidstaken, zoals zorg dragen voor democratische besluitvorming, het maken en de uitvoering van wetten, het handhaven van de openbare orde, het bijdragen aan oplossingen voor grote maatschappelijke problemen, het bestrijden van ongelijkheid en het voorkomen van discriminatie, basisrechten van de mens en van het kind, het reguleren vanmarktontwikkelingen, het behartigen van belangen in internationaal verband, het sanctioneren van onmaatschappelijk gedrag, en het voortbrengen en verdelen van collectieve goederen. Ook vinden de meeste burgers dat de overheid moet zorgen voor een goede infrastructuurvoorwaarden moet scheppen voor goed onderwijs, sociale zekerheid, veiligheid en gezondheid, natuur, milieu, voedselvoorziening en huisvesting.
Maar moet in deze tijd van steeds machtiger burgernetwerken, de kracht van nieuwe media, en de toenemende individualisering, de overheid ook zaken regelen en financieren zoals sport, cultuur, verenigingsleven, buitenschoolse activiteiten voor de jeugd, enz.? We zullen in de toekomst zien dat daar in verschillende gemeenten verschillend mee omgegaan wordt. Maar gemeenten zullen taken niet zonder meer af mogen stoten. Er moet worden gezorgd voor een maatschappelijk fundament dat het mogelijk maakt dat burgers taken op een goede manier overnemen. De gemeente kan een faciliterende rol spelen door samenwerkingsverbanden met burgergroepen aan te gaan. Daarbij krijgt de overheid meer de rol van meewerkende partner dan van afstandelijke en paternalistische regelaar.  De burgers moeten leren dat zij zelf activiteiten kunnen organiseren, daar de verantwoordelijkheid voor nemen en daar ook plezier aan beleven, en er sterkere sociale verbanden door kunnen scheppen. Er zijn al verschillende voorbeelden van deze aanpak, zoals het Rotterdamse Opzoomer Mee project, dat een expertise- en servicecentrum voor bewonersinitiatieven beheert, en waaruit verschillende kleinschalige buurt- en wijkactiviteiten zijn voortgekomen.
Het kan dus wel, als in opvoeding en onderwijs genoeg aandacht en respect voor elkaar wordt bijgebracht, en als overheidsvertegenwoordigers deze houding ook uitdragen.
Willem Vermeulen psycholoog&Raf Daenen docent maatschappelijk ontwikkeling
auteurs ‘Perspectief op een maatschappij in crisisBoom/Lemma2012