Waar willen we als Provincie Noord Brabant met betrekking tot onze veehouderij op inzetten? We kunnen er niet om heen dat de intensieve veehouderij de Brabantse natuur, het milieu en de gezondheid van mens en dier belast. Met andere woorden, we hebben te veel en een te grote concentratie van varkens en kippen op een te kleine ruimte met alle gevolgen van dien.
De kracht van Brabant zit in een parkachtig landschap gekoppeld aan een eigen historische identiteit. We hebben een meer dan gemiddelde kennisinfrastructuur en een sociaal economisch klimaat waarbij het agrarisch gezinsbedrijf en de familiecultuur Brabant maakte tot het land waar het leven goed is.
Zoekend naar realistische perspectieven.
Het louter denken vanuit economische belangen vereist een alternatief. Dat alternatief behelst het investeren in een boerenstand die is gericht op kwaliteit in plaats van kwantiteit.
De reconstructie van het Brabantse platteland heeft veel goeds gebracht. De kwaliteit van het Brabantse landschap is aanzienlijk verbeterd. Helaas hebben we de ontwikkelingen m.b.t. de grootschaligheid en de mega industriële ontwikkeling in de intensieve veehouderij verkeerd beoordeeld en over het hoofd gezien.
Als we nu niet krachtig ingrijpen dan hebben we straks alleen nog een 100-tal industriële intensieve veehouderijbedrijven over. Dit vooruitzicht verklaart de maatschappelijke weerstand (33.000 handtekeningen voor het burger initiatief Borsboom tegen intensieve veehouderij), die we serieus moeten nemen en op zijn waarde moeten schatten.
Voorwaarden tot een dialoog over een realistisch toekomstperspectief.
Het is dringend nodig om de dialoog aan te gaan tussen boeren en burgers die begrijpelijkerwijs elk vanuit hun eigen belang handelen of reageren. Voorwaarden voor een productieve dialoog zijn:
Bestuurders die een duidelijk standpunt innemen en zich niet verschuilen achter onderzoeken, maar die welzijn en zorg voorop stellen en niet financiële en juridische kaders. Om de maatschappelijke dialoog aan te gaan hebben we behoefte aan creatieve, zoekende en samenwerkende bestuurders met lef. Bestuurders die de confrontatie met de voedsel- en voedingsindustrie niet uit de weg gaan. De boeren, hun adviseurs en het ZLTO als belangenbehartiger, moeten zich kunnen en willen verplaatsen in de beleving en de werkelijkheid van de burgers in het buitengebied. Kennisinstellingen (HBO’s en Universiteiten) leveren input als het gaat om kennis en ontwikkelingen over maatschappij, gezondheid, technologie en economie.
Niet alleen de boeren maar de hele keten moet aangesproken worden op hun verantwoordelijkheden. Immers, naast de consument bepalen de banken (RABO), de veevoederindustrie (CEHAVE), de medicijnindustrie (AUV), de vleesindustrie (VION), de voedingsconcerns (Campina, AH, Unilever) de richting die de veehouderij uitgaat. Burgers en maatschappelijke organisaties die garant staan voor een gezonde samenleving, maar die tevens het lef hebben medeburgers te confronteren met de consequenties en het perspectief van eigen keuzes moeten aan het debat deelnemen.
Geconstateerd moet worden dat wanneer partijen niet bereid zijn de hakken uit het zand te trekken en de eigen verantwoordelijkheid op te pakken, een dialoog niet tot resultaat kan leiden. In dat geval zal het samenbrengen van partijen mogelijk zelfs tot verdere polarisatie leiden.
De dialoog moet gevoerd worden met als perspectief een gezond en toegankelijk platteland, waar de boer weer boer kan zijn, en zijn verantwoordelijkheid voor mens, dier en natuur serieus neemt. De boer kan gesteund door maatschappelijke partners en een krachtige overheid op meer ambachtelijke wijze zijn beroep uitoefenen, met nadruk op kwaliteit. De burger waardeert dit in zijn koopgedrag en kan van het mooie platteland genieten. De markt met al zijn partners zal zich dan vanzelf moeten richten naar de maatschappelijke norm van kleinschaligheid en onderscheidende producten.
Raf Daenen docent maatschappelijke ontwikkeling Fontys
Geen opmerkingen:
Een reactie posten