donderdag 28 juni 2012


OPINIE: Onderschat kracht kleine gemeente niet

Auteur: door Raf Daenen | woensdag 27 juni 2012 | 02:39 | Laatst bijgewerkt op: woensdag 27 juni 2012 | 09:53
Oirschot, een kleinere gemeente die zou kunnen deelnemen in samenwerkingsverbanden die zich uitstrekken van Bergeijk tot Oisterwijk.

Gemeenten moeten waar nodig samenwerken om tegelijkertijd gebruik te kunnen blijven maken van de eigen kracht van de kleine gemeenschap.

Nog geen vijf jaar geleden waren we in de Kempen trots op de kracht van onze kleine kernen. Esbeek won de dorpenderby, Spoordonk heeft zijn dorpscafé, Lage Mierde won de strijd om de vrijwillige brandweer, De Weebos vecht voor het behoud van zijn basisschool, in Casteren bouwen starters, Wintelre heeft zijn dorpshuis, Hoogeloon een innovatief zorgconcept et cetera. Het zijn allemaal initiatieven waarbij de gemeenschap het heft in eigen handen neemt, voorbeelden van participatie, zorg voor de jeugd en maatschappelijke ondersteuning.

Maar nu lijkt het tij te keren. Onder invloed van de bezuinigingen van de voormalige gedoogcoalitie wordt de oude mantra dat kleine gemeenten de uitdaging van jeugdzorg, werken naar vermogen en WMO niet aankunnen, weer uitgedragen. Volgens deze visie moet schaalvergroting de kwaliteit van de dienstverlening en de bestuurskracht verbeteren, met minder ambtenaren en bestuurders.

Men vergeet dan dat organisatieonderzoek heeft aangetoond dat grootschaligheid niets te maken heeft met efficiëntie van organiseren of met kostenbeheersing. Er zijn slecht functionerende grote en kleine organisaties. Wel blijkt uit de analyse van de Amarantis scholengemeenschap het risico dat grootschaligheid tot vervreemding en grootheidswaanzin leidt. Een feit is dat bij opschaling duurdere en minder betrokken ambtenaren en bestuurders worden ingezet.

De financiële problemen in Reusel hebben niets te maken met kleinschaligheid, maar met wanbestuur en verkeerde ambities. Als het om een grote gemeente zou gaan, zouden de problemen uiteindelijk nog groter zijn geweest.

Bij de WMO, CJG en WWNV gaat het om meedoen, aanspreken op eigen kracht en oplossingsvermogen in de kleine wereld. Dat vraagt om activiteiten die niet worden georganiseerd door vervreemdende grootschaligheid, want die leiden alleen tot meer beheersing en bureaucratie.

René Cuperus (schrijver van 'De wereldburger bestaat niet'), Jan Marijnissen en anderen stellen dat tussen de polen van globalisering en ressentiment aandacht voor de directe leefwereld van mensen erg belangrijk is.

Natuurlijk kunnen we mondiale problemen op het gebied van informatie en menselijke ontmoetingen niet oplossen vanuit kleine gemeenten, maar dat lukt de grote gemeenten evenmin.

Het gaat in essentie om de vraag hoe een efficiënte wijze van samenwerken kan worden georganiseerd. Ondersteunende infrastructuur waar iedereen recht op heeft en gebruik van maakt (water, elektriciteit, openbaar vervoer, informatie, onderwijs en zorg) kan op basis van standaardisatie efficiënter samenwerkend georganiseerd worden.

Helaas is de huidige gemeentelijke samenwerking in de Kempen bestuurlijk verstopt. Er zijn 25 managers en bestuurders die niet voor elkaar onder willen doen. Dat is een groot probleem.

Om een lang verhaal kort te maken: het grote gevaar van opschaling van gemeenten is het verlies van het contact met de burgers en het niet meer zien en gebruiken van de eigen kracht van de gemeenschap.

Anderzijds is efficiënte samenwerking tussen gemeenten op vele manieren mogelijk. Voor Oirschot stel ik me een samenwerking (van Bergeijk tot Oisterwijk) voor, binnen één efficiënte dienstverlenende organisatie (zoals een Bureau Inkoop en Aanbesteding of een Milieudienst). En voor het overige vervullen we als zelfstandige historisch-monumentale gemeente met krachtige sociaal culturele kernen gewoon onze rol in Brainport en Brabantstad.



Door Raf Daenen, fractievoorzitter van de PvdA Oirschot en mede-auteur van 'Perspectief op een maatschappij in crisis'.

vrijdag 15 juni 2012


Eisen stellen aan opvoeders enige manier om integratie te bevorderen

Raf Daenen, docent aan de Fontys Hogescholen, Willem Vermeulen, adviseur bij Rijkswaterstaat. −13/06/12, 15:40

  
opinieVoor succesvolle integratie van allochtonen is noch gedogen, noch het roepen om extreme maatregelen een perspectief. De enige manier om integratie te bevorderen is een pedagogische aanpak: eisen stellen aan opvoeders.

De vorige eeuw stond in het teken van de integratie van wat werd genoemd 'de onaangepasten, verpauperden of asocialen'. Scholing, betere behuizing en stimuleringsprogramma's in buurten en wijken moesten mensen in de marge van de maatschappij betrekken bij normen en waarden die ze vaak niet kenden en niet deelden. Deze integratiemaatregelen waren zeer succesvol. Voor veel mensen werd het duidelijk dat participatie betekende: je voegen naar belangrijke waarden en principes.

Deze principes gelden ook voor allochtonen die zich in Nederland hebben gevestigd. We mogen verwachten dat ze de taal spreken en fundamentele waarden van onze samenleving onderschrijven. Immers, dat vergroot hun bijdrage aan de maatschappij en bevordert hun mogelijkheden om zich te ontplooien.

Groepen allochtonen keren zich af van basisprincipes
Nu blijkt dat er groepen allochtonen zijn die zich zichtbaar afkeren van basisprincipes die onze maatschappij funderen. Paul Scheffer constateert dat werkelijke integratie mede wordt verhinderd door godsdienstige verschillen tussen islam en christendom. Ook is het een probleem dat migranten in tegenstelling tot vroeger steeds minder actief deelnemen aan het arbeidsproces, en voorts blijft door moderne communicatiemiddelen het contact met het land van herkomst en de familiebanden veel langer behouden. Volgens Scheffer wordt daardoor de integratie van bepaalde groepen allochtonen steeds minder vanzelfsprekend. De kloof tussen culturen blijft in stand en wordt zelfs dieper.

Het besef dat de gastarbeiders van de jaren zeventig niet meer teruggaan, en dat hun kinderen hier opgroeien, terwijl de vraag is of ze echt in onze samenleving worden opgenomen of dat ook willen heeft geleid tot uiteenlopende houdingen: van onzekerheid, en voorzichtige toenadering tot categorische afwijzing - over en weer. Inmiddels zijn er allochtone groepen die zich laatdunkend over onze westerse samenleving uitlaten, en fundamentele normen en waarden daarvan ter discussie stellen of willen ombuigen. Andersom zijn er autochtonen die menen dat allochtonen die onze waarden en normen niet willen accepteren meteen het land uitgezet moeten worden.
De tegenstellingen verscherpen

De tegenstellingen verscherpen
Zo vindt blijkens onderzoek van Gielen een derde van alle jongeren en 40 procent van de allochtone jongeren dat ze worden gediscrimineerd. Het onbegrip kan leiden tot allerlei acties over en weer die enkel nog op vernietiging van de ander zijn gericht. In het onderzoek van Gielen wordt gevonden dat 16 procent van de moslimjongeren en 9 procent van de autochtone jongeren vindt dat geweld soms de enige manier is om religieuze of ideologische idealen te bereiken.

Door de confrontatie met zulke uitwassen worden we langzamerhand wakker geschud, maar het ontwaken heeft nog niet tot een eenduidige reactie en aanpak geleid.

Volgens socioloog Willem Schinkel kan 'polarisatie' als een vruchtbaar fenomeen worden gezien en kan dit productief en ordenend werken. Dit geldt wellicht voor de politiek maatschappelijke context, maar voor hulpverleners die op onze hogescholen worden opgeleid biedt polarisatie geen soelaas. Het werpt teveel barrières op. In plaats daarvan biedt een sociaal pedagogisch perspectief meer houvast.

We moeten ons realiseren dat het gaat om actief en positief burgerschap en de overdracht van fundamentele waarden. Met name om waarden die inherent zijn aan onze cultuur: de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting, de gelijkwaardigheid van man en vrouw, de vrije keuze van beroep en levenspartner. In opvoeding en onderwijs worden zulke breed onderschreven waarden overgedragen. Dat gebeurt via instanties zoals scholen, kerken en politieke partijen, maar het fundament wordt gelegd in de eerste vijf jaren in het gezin.

We moeten eisen stellen aan opvoeders
Het sociaal pedagogisch perspectief betekent dat we eisen mogen en moeten stellen aan opvoeders. Aan professionele opvoeders, maar ook aan de ouders. Met die laatsten moeten we open discussiëren over hun denkbeelden en verwachtingen. Dat kan al op het consultatiebureau, bij gezinszorg en vanuit de school. Daar kunnen we als samenleving een voet tussen de deur krijgen, en de dialoog aangaan. Dat moet op een niet bedreigende wijze gebeuren, wat niet betekent dat we mensen maar naar de mond moeten praten. Het vereist een balans tussen initiatief nemen en mensen in hun waarde laten, tussen humor en scherpe discussie, met als fundament de houding van wederzijds respect. Hier moet de professionele opvoeder zijn kwaliteiten ten beste geven, geruggensteund door een goede organisatie en een politieke vastberadenheid.

Zo moeten de professionals zich realiseren dat nog al wat allochtone (meiden) vanaf hun puberteit worden opgesloten in een cultureel harnas van angst en roddel. Dat betekent dat onze hulpverleners niet kunnen vertrouwen op vertrouwde patronen om er over te praten met de ouders en kinderen tezamen. Allochtone ouders zijn bang dat ze hun kind verliezen aan de westerse cultuur of aan de jeugdzorg. Praten met de ouder erbij is ook wel het laatste wat allochtone jongens en meiden willen, dat maakt hun harnas alleen maar sterker. Wat helpt is het steunen van allochtone jongeren in een acceptabel sjoemelen en met die ouders in gesprek gaan buiten de kinderen om. Dat vereist hulpverleners met guts, verstand en wijsheid en niet het soort figuren dat alles weet, maar vervolgens nergens binnen komt.

Het is tijd voor een pedagogische correctie, en voor educatie over maatschappelijke waarden van samenleven en groei naar een volwassen burgerschap.

Raf Daenen is docent beleid, organisatie en maatschappelijke ontwikkeling aan de Fontys Hogescholen. Willem Vermeulen is adviseur mens en verkeersveiligheid bij Rijkswaterstaat. Beiden zijn auteur van het boek Perspectief op een maatschappij in crisis.


zondag 10 juni 2012

Cultuur bevordert de kunst van het leven - OPINIE

Nieuwe technologieën worden geïntegreerd in kunst- en cultuur-objecten of projecten zoals het STRP-festival in Eindhoven.foto Jurriaan BalkeNieuwe technologieën worden geïntegreerd in kunst- en cultuur-objecten of projecten zoals het STRP-festival in Eindhoven.foto Jurriaan BalkeDe miljoenen voor Culture­le Hoofdstad verdwijnen niet in een bodemloze put. Cultuur zorgt juist voor een voedingsbodem voor nieuwe successen.
De Brabantse media staan bol van de kanttekeningen bij de uitgaven die gemoeid zijn met het binnenhalen en mogelijk uitvoeren van Brabant Culturele Hoofdstad 2018. Cultuur wordt door velen bestempeld als verkwisting van overheidsgelden in een economische crisistijd waarin werkgelegenheid, vergrijzing, veiligheid en duurzaamheid toch de dominante thema's moeten zijn. Miljoenen aan subsidies verdwijnen ogenschijnlijk in een bodemloze put.

Begrijpen we wel waar cultuur voor staat? Cultuur is – in de breedste zin van het woord – dát wat door de samenleving wordt voortgebracht. Cultuur zorgt voor sociale cohesie. Cultuur verbindt en verhoogt de saamhorigheid. Cultuur vergroot de leefbaarheid en kwaliteit van leven. Cultuur zorgt voor nieuwe economische dragers. Cultuur is de voedingsbodem voor succes. Cultuur weeft de sociale, economische en fysieke waarden van onze samenleving aan elkaar.

De eerste successen zijn reeds geboekt: slimste regio van de wereld, Dutch Design Week en kandidatuur voor Culturele Hoofdstad. Door cultuur te koppelen aan dagelijkse thema's en innerlijke waarden krijgt de titelstrijd om de Culturele Hoofdstad betekenis.

'De kunst van het samenleven' is het thema van Brabant Culturele Hoofdstad 2018. De visie hierop heeft de organisatie helder verwoord: 'Het vormen van nieuwe netwerken van culturele, maatschappelijke en wetenschappelijke partners, verenigingen, onderwijs, bestuur en business. Tussen de spelers uit de netwerken wordt gedeeld en geruild. Hierdoor worden tegenstellingen zichtbaar, waaruit nieuwe inzichten, culturele uitingen, processen, producten en (sociale) innovaties ontstaan'.

Deze insteek betekent ook een verandering voor de cultuursector zelf. Zoals bij elke verandering zal de nieuw gekozen richting van onderop gedragen en gefaciliteerd moeten worden. Sturen op basis van verantwoordelijkheid, het Rijnlands model: stimuleren van initiatieven en creëren van maatschappelijke samenhang door sociale, economische en maatschappelijke partijen bij elkaar te brengen. Een mooie kans om uitgerekend nu in het 'Jaar van de coöperatie' nieuwe samenwerkingsvormen te laten ontstaan en tot kruisbestuiving te komen. Wetenschappers in de slimste regio van de wereld, die rust en inspiratie vinden in een omgeving met hoogstaande cultuur. Nieuwe technologieën worden geïntegreerd in kunst- en cultuur-objecten of projecten zoals het STRP-festival in Eindhoven, een van Europa's grootste kunst-, muziek- en technologiefestivals. Er worden lokale cultuurprojecten geïnitieerd met een bijdrage van het regionale bedrijfsleven en met samenwerkingsverbanden van verenigingen om vrijwilligers optimaal in te zetten.

Sleutel tot succes van cultuurbereik blijft het faciliteren van de gekozen richting en het bieden van ruimte om daar invulling aan te geven. Er zal met beperkte middelen een hoger rendement worden behaald. Successen ontstaan door iets te doen dat ongewoon is. Vakmanschap en het faciliteren ervan dragen daaraan bij. Successen zorgen ook voor voortdurende ontwikkeling – een continu proces om de lat te verleggen. We kunnen zelf op enkele terreinen uitblinken, maar voor andere zoeken we samenwerking. Zo ontstaan steeds grotere samenwerkingsverbanden, waarvan het succes zich laat aflezen in de lokale verbondenheid en de persoonlijke bijdrage. Iedereen is welkom en wordt uitgenodigd om zijn steentje bij te dragen aan het welslagen van de samenwerking. Cultuur is de verbindende kracht.

De Brabander als cultuurdrager leeft in het besef dat hij deel uitmaakt van een informeel netwerk. Dat verbindt en inspireert.

Er zijn voorbeelden te over in onze gemeenschappen. We noemen de Beerse Moulin Rouge, een rockmusical uit Middelbeers die twaalf keer voor het voetlicht is gebracht. Passie, drama, sensualiteit, glamour en humor vormden de ingrediënten van dit theaterstuk. Het initiatief komt van de stichting KuBes, die de samenwerking tussen muziek, dans, toneel stimuleert. De focus ligt op het samenbrengen van culturele instellingen en verenigingen. Een ander initiatief is het dorpscafé in Spoordonk. Geen kroeg maar een samenwerkingsverband van dorpsbewoners onder de veelzeggende vlag 'we doen 't soame'. Daaruit ontstonden onder meer de werkgroep MFA, talenten-overzicht Spoordonk, een infobord over de historie van huis Ten Bergh, jeugdinitiatief bouwen in eigen beheer, een picknick voor het hele dorp, werkgroep historie, jeugdavond, kerstbrunch alleenwonenden en een website voor en door Spoordonkenaren. Een volgend voorbeeld is stichting de Zuivelfabriek; de plek voor dans-, theater- en muziekeducatie voor de gemeenten Haaren, Oisterwijk en de kleine kernen van de gemeente Tilburg. Elke dorpskern krijgt een eigen laagdrempelig en aansprekende locatie voor cultuureducatie en een cultuurnetwerk voor de amateurkunst in de regio. De werelden van zorg en kunst worden samengebracht om mensen met speciale noden toegang te geven tot kunsteducatie.

Brabant laat op ontwapenende wijze zien waarom onze provincie in cultureel opzicht zo succesvol is. In Brabant blijft de economie groeien, waar die in andere landsdelen stil dreigt te vallen. Wij verbinden de menselijke creativiteit.

Door Raf Daenen, docent maatschappelijke ontwikkeling, Jan Snelders, ondernemer in integrale oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken, en Frans Verouden, cultureel ondernemer en interim manager.

woensdag 6 juni 2012

Willen we een marktsamenleving?

Michael J. Sandel
De zegetocht van de vrije markt begon in het begin van de tachtiger jaren van de vorige eeuw. De Amerikaanse filosoof Michael Sandel wijst in zijn boek Niet alles is te koop op de nadelen van een samenleving die wordt beheerst door marktwaarden. Dat noopt tot een debat.

Waarom zouden we er een probleem van maken dat we op weg zijn naar een maatschappij waarin alles te koop is? Om twee redenen: de eerste heeft te maken met ongelijkheid, de tweede met corruptie. Laten we beginnen bij ongelijkheid. In een maatschappij waarin alles te koop is, hebben mensen met weinig middelen het moeilijker. Hoe meer er te koop is voor geld, hoe belangrijker geld (of het gebrek daaraan) wordt.

Geld maakt een wereld van verschil

Als het enige voordeel van welvaart zou zijn dat ze je de mogelijkheid geeft om jachten of sportauto’s te kopen en luxe vakanties te boeken, dan zou ongelijkheid van inkomen of vermogen niet zoveel uitmaken. Maar aangezien er voor geld steeds meer te koop is – politieke invloed, goede medische zorg, verblijf in een veilig buurland in plaats van in een door misdaad geteisterde natie, toelating tot elitescholen in plaats van tot slecht presterende scholen – legt ook de verdeling van inkomen en rijkdom steeds meer gewicht in de schaal. Als vrijwel alle goede dingen van het leven worden gekocht en verkocht, dan maakt geld hebben een wereld van verschil.

Dit verklaart waarom vooral gezinnen uit de lagere klasse en middenklasse het de laatste decennia zo moeilijk hebben gehad. De kloof tussen arm en rijk is dieper geworden en de commercialisering van het maatschappelijke leven heeft de pijn daarvan nog eens verscherpt.

Marktwerking corrumpeert, als het om de goede dingen van het leven gaat

De tweede reden waarom we zouden moeten aarzelen om alles te koop aan te bieden, is lastiger te benoemen. Het gaat daarbij niet om ongelijkheid of eerlijkheid, maar om de corrumperende werking die van de markt uitgaat, Door aan de goede dingen van het leven een prijskaartje te hangen, zetten we de deur open voor corruptie. Dat is zo omdat de markt goederen niet alleen verdeelt: in vermarkten komt ook een bepaalde houding ten opzichte van de goederen tot uitdrukking, die door het verhandelen wordt bevorderd. Kinderen betalen om boeken te lezen mag het lezen dan stimuleren, maar het kan er ook toe leiden dat ze lezen als werk gaan beschouwen in plaats van iets wat op zichzelf gewoon leuk is.

Economen gaan er vaak vanuit dat de markten neutraal zijn, dat ze geen invloed uitoefenen op de goederen die verhandeld worden. Maar dat is niet waar. Markten laten hun sporen na. Soms verdringen ze de niet-commerciële waarden die we zouden moeten behouden.

Begin van een antwoord

Natuurlijk verschillen mensen van mening over de vraag welke waarden behouden moeten worden, en waarom. Om uit te maken wat wel en niet voor geld te koop zou moeten zijn, zullen we moeten bepalen welke waarden van de verschillende domeinen van het sociale en maatschappelijke leven we willen respecteren.

Een voorproefje van een antwoord: als we besluiten dat bepaalde goederen kunnen worden gekocht en verkocht, beweren we – in elk geval impliciet – dat het juist is om ze als handelswaar te beschouwen, als middelen om gebruik van te maken en winst mee te behalen.

Maar niet alle goederen worden op die manier op de juiste waarde geschat. Het meest voor de hand liggende voorbeeld is de mens. De slavernij was zo mensonterend omdat ze mensen als gebruiksartikelen beschouwde die bij opbod konden worden gekocht en verkocht. Bij een dergelijke omgang met mensen waarderen we hen niet op de juiste wijze, namelijk als personen die respect en waardigheid verdienen en die geen economische instrumenten of gebruiksvoorwerpen zijn.

Wie zijn stem verkoopt, degradeert hem tot handelswaar

Voor andere goederen en praktijken geldt min of meer hetzelfde. Zo staan we niet toe dat kinderen worden gekocht of verkocht. Zelfs als de kopers de kinderen goed zouden behandelen, zou een markt in kinderen blijk geven van een onjuiste waardering en die ook uitdragen. Kinderen moeten niet gezien worden als consumptiegoederen, maar als wezens die liefde en zorg verdienen.

Of neem de rechten en plichten van burgerschap. Als je in de Verenigde Staten wordt opgeroepen om je juryplicht te vervullen, mag je niet iemand anders inhuren om je plaats in te nemen. Ook staan we burgers bij verkiezingen niet toe hun stem te verkopen, ook al zijn er vast wel mensen die daarvoor willen betalen. Waarom? Omdat we geloven dat de burgerlijke rechten en plichten geen privé-eigendom zijn, maar publieke verantwoordelijkheden. Als je ze uitbesteedt, degradeer je ze en waardeer je ze op een verkeerde wijze.

Debat over rol en reikwijdte van de vrije markt is hard nodig

Al deze punten illustreren een punt van ruimer belang: er zijn een aantal goede dingen in het leven die worden uitgehold en beschadigd als ze tot handelswaar worden gemaakt.

Om te beslissen waar de markt op zijn plaats is en waar ze op een afstand moet worden gehouden, zullen we moeten bepalen hoe we levensaspecten als gezondheid, onderwijs, gezinsleven, natuur, kunst, burgerplichten, enzovoorts op waarde behoren te schatten. Het gaat daarbij om morele en politieke vragen die niet alleen van economische aard zijn. Om er een antwoord op te geven, zullen we de morele betekenis en de juiste waardering van deze levensaspecten per geval moeten bespreken.

Dit debat werd in de tijd van de triomf van de markt niet gevoerd. Als gevolg daarvan zijn we, zonder het te beseffen, en zonder er ooit voor te hebben gekozen, opgeschoven van een markteconomie naar een marktsamenleving. Het verschil is dit: een markteconomie is een instrument – een waardevol en effectief instrument – voor het organiseren van productieve activiteit. Een marktmaatschappij is een manier van leven waarin de markwaarden tot elk aspect van het menselijk leven doordringen. Het is een maatschappij waarin sociale relaties worden gevormd naar het evenbeeld van de markt.

Het grote debat dat in de hedendaagse politiek ontbreekt, gaat over de rol en de reikwijdte van de vrije markt. Willen we een markteconomie of een marktsamenleving? Welke rol moet de markt in het publieke leven en in persoonlijke relaties spelen? Hoe kunnen we beslissen welke goederen kunnen worden gekocht en verkocht, en welke onder niet-commerciële waarden vallen? Tot hoever reikt de sterke arm van het geld?

Michael J. Sandel is als politiek filosoof verbonden aan de Harvard University in het Noord-Amerikaanse Cambridge, deelstaat Massachusetts. Bovenstaand artikel is een fragment uit diens recent verschenen boek ‘Niet alles is te koop’. De Nederlandse vertaling is uitgebracht door uitgeverij Ten Have, isbn 978 90 259 0180 6


zondag 3 juni 2012


'Goed subsidiebeleid is
beste invulling Wmo'
 
Als je wilt dat mensen meedoen aan de maatschappij, dan moet je hen uitdagen, vindt Raf Daenen. 'Gemeenten moeten verenigingen subsidiëren en daar de verplichting aan koppelen dat ze maatschappelijke participatie bevorderen.'
door Stan Verhaag

Raf Daenen is docent Sociale Studies aan de Fontys Hogeschool. Voorheen was hij afdelingshoofd van een tbs-kliniek in Eindhoven en wethouder Sociale Zaken namens de PvdA in Oirschot. Nu is hij er fractievoorzitter. Samen met Willem Vermeulen schreef hij in 2011 het boek 'Perspectief op een maatschappij in crisis'.
Is er ook qua Wmo sprake van een crisis?
Raf Daenen: 'Er is sprake van een spagaat. De Wmo wil dat mensen meedoen. Dus moet je mensen prikkels geven zodat zij hun sociale verantwoordelijkheid nemen. Maar de werkelijkheid richt zich uitsluitend op bezuinigingen en bureaucratie. We kunnen niet blijven geloven in de Wmo als we de markt in zorg en welzijn niet durven beteugelen. Natuurlijk is hulp, begeleiding en behandeling nodig voor de overspannen buurman, het zieke buurjongetje of de zoekende jongere. Maar het uitgangspunt moet zijn: het gesprek over een gezond makende samenleving.'
Wat is een 'gezond makende samenleving'?
'Een samenleving waarin burgers geen claimgedrag meer vertonen. Nu doen ze dat wel, omdat de manier waarop wij onze voorzieningen hebben georganiseerd hen daartoe uitnodigt.'
Daar gaat Welzijn Nieuwe Stijl toch een einde aan maken?
'Dat is inderdaad een poging om weg te komen van de claimcultuur. Die poging slaagt op uitvoeringsniveau redelijk. Maar wil je mensen met een vlekje echt laten meedoen, dan moet je hen ruimte geven. Want als ze meedoen, vertonen ze veel minder claimgedrag. Ik ken een man die fantastisch kan notuleren. Maar als hij begint te praten, dan gaat hij van alles claimen. Laat je hem links liggen, dan gaat hij op zijn strepen staan, spant hij zelfs juridische procedures aan. Benut je zijn kwaliteiten, heb je er geen omkijken naar. De kunst is deze mensen op bestuurlijk-gemeentelijk niveau positief te benaderen. Daar hebben gemeenten helaas moeite mee. Zij willen eerst en vooral controle houden op hun middelen: "Moet iemand een rollator of een scootmobiel?" Gemeenten zijn nog te weinig in staat twee stappen vooruit te denken. Maar zin, betekenis en welbevinden bevorder je alleen als je zorgt dat mensen andere mensen ontmoeten en uitdagingen krijgen. Dan zeuren en claimen ze niet meer.'
Hoe doe je dat als gemeente, mensen positief benaderen?
'De beste invulling van de Wmo is een goed subsidiebeleid. Gemeenten zouden verenigingen moeten subsidiëren en daar de verplichting aan koppelen dat ze maatschappelijke participatie bevorderen. De KBO (ouderenbond, red.) hier in Oirschot krijgt bijvoorbeeld voor elke oudere vijf euro van de gemeente. In ruil moeten ze een sociaal netwerk opbouwen en ook mensen die ziek zijn ondersteunen, niet laten vereenzamen, betrekken bij hun activiteiten. Dat is een mooi instrument zonder bureaucratie. Ik zeg: pas dat ook eens toe bij een voetbalclub. In ruil voor subsidie draagt de club bij aan een pedagogisch klimaat waarin jongeren leren omgaan met alcohol en drugs, ze positieve omgangsvormen leren uitdragen, en waarin het CJG signalen krijgt als iemand ergens mee worstelt. Zo'n club is goud waard. In wat ik noem “de kleine wereld” worden veel initiatieven ontplooid waardoor mensen samen aan zinvolle bezigheden of producten werken en zo de gemeenschapszin vergroten.'
Wat is de rol van de professional?
'De professional moet de verantwoordelijkheid in de samenleving laten en het zelfoplossend vermogen vergroten. Hij moet weer een voorbeeldrol vervullen, niet de protocollair gestuurde welzijnswerker spelen.'

vrijdag 1 juni 2012

Verkeersveiligheid de Beerzen terug op politieke agenda

OIRSCHOT – De verkeersveiligheid op de route Oirschot-Hilvarenbeek) is met stip terug op de agenda van de Oirschotse politiek. B en W gaan met de raad overleggen of en hoe de kwestie op afzienbare termijn kan worden aangepakt.

Het CDA kaartte het drukke verkeer en de onveiligheid die dat in de Beerzen oplevert deze week aan in de gemeenteraad, bij het vaststellen van de uitvoeringsparagraaf voor de StructuurvisiePlus. Daarin staat welke klussen de gemeente wil gaan aanpakken.

CDA-fractievoorzitter Cees van der Heijden zei dat het verkeersprobleem in de Beerzen 'om een oplossing roept'. Zijn collega Raf Daenen (PvdA, ook Beerzenaar) bood aan om daar samen met het CDA het initiatief toe te nemen. Volgens hem moet de zaak op de uitvoeringslijst komen omdat het 'verkeerstechnisch gezien misschien wel het grootste probleem van Oirschot is'. Hij bepleitte een realistisch plan dat op niet te lange termijn uitvoerbaar is. Cees van der Heijden zei 'een oplossing à la de S15' (het oude plan voor een weg om de Beerzen die de dorpskernen moet ontlasten) moeilijk haalbaar te achten, maar nam het aanbod van Daenen dankbaar aan.

Volgens B en W is er al veel contact met de provincie om de zaak hoog op de agenda te houden. Maar er zal ook nog eens met de raad over worden gesproken.