De zegetocht van de vrije markt begon in het begin van de tachtiger jaren van de vorige eeuw. De Amerikaanse filosoof Michael Sandel wijst in zijn boek Niet alles is te koop op de nadelen van een samenleving die wordt beheerst door marktwaarden. Dat noopt tot een debat.
Waarom zouden we er een probleem van maken dat we op weg zijn naar een maatschappij waarin alles te koop is? Om twee redenen: de eerste heeft te maken met ongelijkheid, de tweede met corruptie. Laten we beginnen bij ongelijkheid. In een maatschappij waarin alles te koop is, hebben mensen met weinig middelen het moeilijker. Hoe meer er te koop is voor geld, hoe belangrijker geld (of het gebrek daaraan) wordt.
Geld maakt een wereld van verschil
Als het enige voordeel van welvaart zou zijn dat ze je de mogelijkheid geeft om jachten of sportauto’s te kopen en luxe vakanties te boeken, dan zou ongelijkheid van inkomen of vermogen niet zoveel uitmaken. Maar aangezien er voor geld steeds meer te koop is – politieke invloed, goede medische zorg, verblijf in een veilig buurland in plaats van in een door misdaad geteisterde natie, toelating tot elitescholen in plaats van tot slecht presterende scholen – legt ook de verdeling van inkomen en rijkdom steeds meer gewicht in de schaal. Als vrijwel alle goede dingen van het leven worden gekocht en verkocht, dan maakt geld hebben een wereld van verschil.Dit verklaart waarom vooral gezinnen uit de lagere klasse en middenklasse het de laatste decennia zo moeilijk hebben gehad. De kloof tussen arm en rijk is dieper geworden en de commercialisering van het maatschappelijke leven heeft de pijn daarvan nog eens verscherpt.
Marktwerking corrumpeert, als het om de goede dingen van het leven gaat
De tweede reden waarom we zouden moeten aarzelen om alles te koop aan te bieden, is lastiger te benoemen. Het gaat daarbij niet om ongelijkheid of eerlijkheid, maar om de corrumperende werking die van de markt uitgaat, Door aan de goede dingen van het leven een prijskaartje te hangen, zetten we de deur open voor corruptie. Dat is zo omdat de markt goederen niet alleen verdeelt: in vermarkten komt ook een bepaalde houding ten opzichte van de goederen tot uitdrukking, die door het verhandelen wordt bevorderd. Kinderen betalen om boeken te lezen mag het lezen dan stimuleren, maar het kan er ook toe leiden dat ze lezen als werk gaan beschouwen in plaats van iets wat op zichzelf gewoon leuk is.Economen gaan er vaak vanuit dat de markten neutraal zijn, dat ze geen invloed uitoefenen op de goederen die verhandeld worden. Maar dat is niet waar. Markten laten hun sporen na. Soms verdringen ze de niet-commerciële waarden die we zouden moeten behouden.
Begin van een antwoord
Natuurlijk verschillen mensen van mening over de vraag welke waarden behouden moeten worden, en waarom. Om uit te maken wat wel en niet voor geld te koop zou moeten zijn, zullen we moeten bepalen welke waarden van de verschillende domeinen van het sociale en maatschappelijke leven we willen respecteren.Een voorproefje van een antwoord: als we besluiten dat bepaalde goederen kunnen worden gekocht en verkocht, beweren we – in elk geval impliciet – dat het juist is om ze als handelswaar te beschouwen, als middelen om gebruik van te maken en winst mee te behalen.
Maar niet alle goederen worden op die manier op de juiste waarde geschat. Het meest voor de hand liggende voorbeeld is de mens. De slavernij was zo mensonterend omdat ze mensen als gebruiksartikelen beschouwde die bij opbod konden worden gekocht en verkocht. Bij een dergelijke omgang met mensen waarderen we hen niet op de juiste wijze, namelijk als personen die respect en waardigheid verdienen en die geen economische instrumenten of gebruiksvoorwerpen zijn.
Wie zijn stem verkoopt, degradeert hem tot handelswaar
Voor andere goederen en praktijken geldt min of meer hetzelfde. Zo staan we niet toe dat kinderen worden gekocht of verkocht. Zelfs als de kopers de kinderen goed zouden behandelen, zou een markt in kinderen blijk geven van een onjuiste waardering en die ook uitdragen. Kinderen moeten niet gezien worden als consumptiegoederen, maar als wezens die liefde en zorg verdienen.Of neem de rechten en plichten van burgerschap. Als je in de Verenigde Staten wordt opgeroepen om je juryplicht te vervullen, mag je niet iemand anders inhuren om je plaats in te nemen. Ook staan we burgers bij verkiezingen niet toe hun stem te verkopen, ook al zijn er vast wel mensen die daarvoor willen betalen. Waarom? Omdat we geloven dat de burgerlijke rechten en plichten geen privé-eigendom zijn, maar publieke verantwoordelijkheden. Als je ze uitbesteedt, degradeer je ze en waardeer je ze op een verkeerde wijze.
Debat over rol en reikwijdte van de vrije markt is hard nodig
Al deze punten illustreren een punt van ruimer belang: er zijn een aantal goede dingen in het leven die worden uitgehold en beschadigd als ze tot handelswaar worden gemaakt.Om te beslissen waar de markt op zijn plaats is en waar ze op een afstand moet worden gehouden, zullen we moeten bepalen hoe we levensaspecten als gezondheid, onderwijs, gezinsleven, natuur, kunst, burgerplichten, enzovoorts op waarde behoren te schatten. Het gaat daarbij om morele en politieke vragen die niet alleen van economische aard zijn. Om er een antwoord op te geven, zullen we de morele betekenis en de juiste waardering van deze levensaspecten per geval moeten bespreken.
Dit debat werd in de tijd van de triomf van de markt niet gevoerd. Als gevolg daarvan zijn we, zonder het te beseffen, en zonder er ooit voor te hebben gekozen, opgeschoven van een markteconomie naar een marktsamenleving. Het verschil is dit: een markteconomie is een instrument – een waardevol en effectief instrument – voor het organiseren van productieve activiteit. Een marktmaatschappij is een manier van leven waarin de markwaarden tot elk aspect van het menselijk leven doordringen. Het is een maatschappij waarin sociale relaties worden gevormd naar het evenbeeld van de markt.
Het grote debat dat in de hedendaagse politiek ontbreekt, gaat over de rol en de reikwijdte van de vrije markt. Willen we een markteconomie of een marktsamenleving? Welke rol moet de markt in het publieke leven en in persoonlijke relaties spelen? Hoe kunnen we beslissen welke goederen kunnen worden gekocht en verkocht, en welke onder niet-commerciële waarden vallen? Tot hoever reikt de sterke arm van het geld?
Michael J. Sandel is als politiek filosoof verbonden aan de Harvard University in het Noord-Amerikaanse Cambridge, deelstaat Massachusetts. Bovenstaand artikel is een fragment uit diens recent verschenen boek ‘Niet alles is te koop’. De Nederlandse vertaling is uitgebracht door uitgeverij Ten Have, isbn 978 90 259 0180 6
Geen opmerkingen:
Een reactie posten