In de huidige turbulente samenleving, die wel wordt gekenmerkt als netwerksamenleving, verandert onze kijk op arbeid en de waarde van arbeid. Dat geldt vooral voor het werk op hogere opleidingsniveaus in de dienstensector, dat zowat de helft van de beroepsbevolking betreft. Vroeger waren dit de “witte boorden”. Dit deel van de beroepsbevolking zal steeds meer flexibel gaan werken, met minder binding met één bedrijf, en meer gebruik van netwerken. Er wordt ook wel gesproken van globaliserende digiwerkers. Zij zijn gericht op snelle en omvattende communicatie met andere netwerkers en zoeken voortdurend naar nieuwe mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling. Deze groep gaat steeds meer verschillen van de traditionele arbeider, die gebonden is aan een bepaald soort werk in een bepaalde bedrijfstak. Deze laatste groep handenarbeiders wordt steeds meer verdrongen door machines of arbeid uit lage loon landen, tenzij ze in een specifieke niche werkzaam zijn.
Dit betekent dat we steeds verder af komen staan van het oude ideaal van de geschoolde arbeider die de handenarbeider mee op sleeptouw neemt in zijn ontwikkeling. De kloof tussen beide groepen wordt groter, terwijl het maatschappelijk gezien nodig is om ze samen te brengen.
Vanuit de PvdA is het belangrijk om niet alleen van achter de bureaus van de Wiardi Beckman Stichting onze gedachten hierover te laten gaan. Het is essentieel om in gesprek gaan met de samenleving en vooral met degenen die het betreft, maar niet zo gemakkelijk praten.
Als PvdA willen we vanuit een praktische verdieping met 4 kernthema’s van arbeid aan de slag.
Flexibiliteit van arbeid
Steeds meer horen we dat de moderne arbeider in de turbulente complexe samenleving behoefte heeft aan ondersteuning van leidinggevenden, zich graag wat afschermt van al te grote diversiteit van werkzaamheden, zoekt naar rust en regelmaat en controle wil houden op het eigen werk.
Nog maar enkele jaren terug werd de ZZP constructie als de oplossing voor de invulling van arbeid gepresenteerd. Je eigen baas zijn, zelf kunnen regelen hoe het werk in te richten, en meer verdienen, dat was je van het. Wie wilde daarvoor de eerder verworven rechtszekerheid van wachtgeld, pensioenopbouw en bovenwettelijke uitkering niet inleveren? Niemand voorzag toen dat na enkele jaren veel ZZP’ers te maken zouden krijgen met teruglopende opdrachten, moordende concurrentie en afnemers die laat of helemaal niet betalen. Nu verschijnen er overal artikelen over ZZP’ers die worden uitgeknepen als citroenen, en op geen enkele garantie terug kunnen vallen.
Aanpassing van WW en ontslagrecht zijn in dit speelveld erg bedreigende ontwikkelingen wanneer we niet in staat zijn om iets van werkgarantie te regelen.
Flex- en thuiswerk met behulp van moderne media maken het mogelijk dat ouders van gezinnen met kleine kinderen kunnen blijven werken. Toch heeft ook dit zijn keerzijde: er is meer isolement, werktijd en privé tijd gaan door elkaar lopen, er wordt al gauw verwacht dat mensen 24 uur op 24 bereikbaar zijn. Dit heeft werkstress en burn-out op jonge leeftijd tot gevolg.
Met allerlei flexconstructies is misschien niets mis, mits er werkgaranties en passende arbeidsvoorwaarden en –omstandigheden aan worden gekoppeld.
Duurzame inzetbaarheid en professionalisering
Bij het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd is het van belang dat ouderen functioneel worden ingezet, en tevens dat er permanente scholing wordt geboden. Hier gaat het echter al snel alleen over kenniswerkers. We moeten ons nog bezinnen op de betekenis van duurzame inzetbaarheid en professionalisering voor medewerkers van ondersteunende diensten, en mensen die fysieke en maakarbeid verrichten.
Werkeloosheid en verlies van vaste banen
Het langer doorwerken van ouderen zorgt ervoor dat de jongeren van nu minder kunnen toetreden tot de schaarse arbeidsmarkt. Misschien bieden duo instroom- en uitstroombanen soelaas. Ouderen kunnen als coach van de jongeren optreden. Het lijkt er echter op dat werkgevers vooral gericht zijn op korte termijn voordeel en dus goedkope arbeid. Maar in de meer fysieke arbeidssectoren en het buitenwerk zou er juist ruimte gemaakt kunnen worden voor participatiebanen.
Marktwerking en aanbesteding gekoppeld aan de overgang van AWBZ voorzieningen in zorg en welzijn maakt dat er steeds meer geknepen wordt op lonen en dat vaste banen verloren gaan. Bijzondere constructies van outsourcing, nuluren contracten, P-rolling of detachering maken de rechtspositie van arbeiders erg onzeker.
Zeggenschap en legitimatie van bonden
Vakbonden vergrijzen en drogen op, het binden van jongeren op het thema collectieve voorzieningen zoals arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden lijkt niet meer van deze tijd. Thans worden allerlei oppervlakkige en wisselende vormen van werknemers/werkgeversoverleg in het leven geroepen om de formele medezeggenschap te ontduiken. Als het zo uitkomt wordt er in bedrijven gestreefd naar resultaatverantwoordelijke teams, worden teams steeds van samenstelling veranderd, en wordt het organisatiemodel regelmatig opgeschoond vanuit nieuwe, veelbelovende missiestatements. Veel teams worden geconfronteerd met rattengedrag, er is discontinuïteit van leiding en er komen steeds andere crisismanagers. De ambitie in de top wordt uitgevochten over de rug van de arbeiders. Niet zo zeer meer loon is de primaire behoefte van arbeiders in organisaties, kwaliteit van werk en leiding alsmede continuïteit en wekplezier is belangrijk voor werknemers.
De vraag is of de vakbonden van nu deze aspecten voldoende behartigen, en dat goed naar buiten weten te brengen.
Kortom
Voor een “Partij van de goede arbeid” wordt het tijd om van onderop het gesprek over goede arbeid te organiseren. Daarbij kunnen onderzoeksresultaten worden gekoppeld aan alledaagse ervaringen en toekomstige ontwikkelingen. Ook moet zo’n partij het lef hebben om historische missers van liberalisering van zorg of onderwijs te heroverwegen en zo nodig te corrigeren. En zeker moeten recente keuzes van overhevelen van AWBZ naar WMO, en invoering van participatiebanen tegen het licht worden gehouden, om waar nodig deze keuzes te herijken of van de juiste kaders te voorzien.
Een moderne “Partij van de goede arbeid” kijkt kritisch in de spiegel en voert het gesprek over goede arbeid niet vanaf het pluche of vanuit de zetel van de onderzoeker, maar samen met de mensen op de werkvloer en met de voeten in de aarde.