donderdag 27 juni 2013

Kanteling en Maatschappelijke activering


Visie en concretisatie kanteling en overheidsparticipatie
  • De Wmo als wettelijk fundament.
De Wet maatschappelijke ondersteuning heeft de bedoeling dat iedereen in de samenleving zoveel mogelijk meedoet en zelfstandig kan blijven functioneren, eventueel met hulp op maat voor mensen die problemen hebben om zich te handhaven. De Wmo is een landelijke kaderwet die wordt uitgevoerd en nader ingevuld door de gemeenten. Daardoor ontstaat een gedifferentieerd beeld: in de ene gemeente kan men meer of andere ondersteuning krijgen dan in de andere. In veel gemeenten is de overgang van AWBZ naar Wmo gepaard gegaan met forse bezuinigingen. Het gevolg is dat er kritiek komt vanuit individuen en cliëntgroepen, omdat er ongelijkheid tussen gemeenten ontstaat. De landelijke politiek kan op deze signalen reageren door te vragen om nadere invulling van de kaderwet met specifieke regelingen.
  • Wat gemeenten moeten doen
De rijksoverheid legt meer taken en verantwoordelijkheden bij de lagere overheden. Maar als er signalen van ongenoegen uit de burgerij komen, worden er al snel weer beperkingen aan provincies en gemeenten opgelegd door allerlei zaken rond de uitvoering te gaan regelen. Toch zou de landelijke overheid de lagere overheden de ruimte moeten bieden om juist voor de uitvoering van regelingen die dicht bij de burger staan gerichte keuzes te maken. Dat geldt zeker ook voor de uitvoering van grote delen van de Wmo. Gemeenten kennen niet alleen het beste de specifieke samenlevingskenmerken van hun inwoners, maar kunnen ook het meest gericht interventies plegen als dat nodig is.
Bovendien hebben gemeenten ook het meeste baat bij de opbrengsten van interventies, omdat goede maatregelen de positieve krachten van het samenleven in de kleine wereld versterken.
Als er signalen komen dat de uitvoering in de ene gemeente anders verloopt dan in de andere, dan moet daar niet onmiddellijk allergisch op worden gereageerd door landelijk richtlijnen op te leggen. Bij elke verandering treden immers aanloopproblemen op en er is altijd weerstand vanuit personen die met verandering worden geconfronteerd.
Zo blijkt uit onderzoek van Movisie dat de uitvoering van de Wmo aanvankelijk met scepsis is begroet, en een onvoldoende als waardering kreeg zowel van professionals als van cliënten. Inmiddels is het merendeel van de professionele organisaties actief aan de slag met uitvoering van de Wmo. Er wordt efficiënter en meer gemeenschappelijk gewerkt dan enkele jaren geleden. Professionele organisaties zijn zich meer op burgers gaan richten, in hun rol als klant of cliënt, als deelnemer aan activiteiten of als lid van een doelgroep van de organisatie. De samenwerking met burgerverbanden blijft nog achter.
De professionele organisaties en organisaties van burgers zijn positief over hun relatie met de gemeente. Ze voelen zich gehoord en hebben het gevoel dat ze een bijdrage kunnen leveren aan de formulering van beleid, al vinden ze dat ze in eerdere fasen van het beleidsproces betrokken zouden moeten worden dan nu veelal gebeurt.
Door de ervaringen met de Wmo wordt de uitvoering nu gewaardeerd met een voldoende. Uit deze evaluatie blijkt dat er tijd nodig is om een ingrijpende vernieuwing op een goede wijze in te voeren. Er moet worden geleerd en geëxperimenteerd om het goede evenwicht te vinden in de nieuwe structuur.
Dat betekent dat er coördinatie plaats moet vinden tussen verschillende overheidslagen, om af te spreken wat op verschillende niveaus het best kan worden gedaan. Voor het opzetten van specialistische hulp is vaak bovengemeentelijke organisatie vereist, maar voor het activeren en betrekken van burgers kunnen gemeentelijke voorzieningen uitstekend voldoen. Binnen gemeenten moet een goede aanpak hiervoor vaak nog worden opgezet en ingevuld.
  • Kerntaken van gemeenten
Op gemeentelijk niveau worden de haarvaten van het samenleven gevoed. In gemeenten zijn er mogelijkheden en kansen die kunnen worden benut om de burgers een prettig en zinvol bestaan te bieden. Dat betreft basisbehoeften zoals wonen, gezondheid, veiligheid, basisvoeding, maar ook behoeften zoals leren, cultuur, verstrooiing, enzovoort. Er zijn ook bedreigingen zoals sociale uitsluiting, armoede, werkeloosheid, vergrijzing, extremisme, vervuiling, discriminatie, enz.
De vraag is waar gemeenten op inzetten om de kansen te vergroten en de mogelijke bedreigingen af te wenden. Daarvoor kan worden teruggegrepen op enkele belangrijke principes:
-  activiteiten moeten op het juiste niveau worden georganiseerd en uitgevoerd, om ze efficient en effectief te laten verlopen en te zorgen voor voldoende draagvlak. Zo zijn er buurtgerichte activiteiten, zoals straatfeesten, wijkgerichte activiteiten zoals zuigelingenzorg of basisscholing, gemeentebrede activiteiten zoals vuilophaal, ruimtelijke planning, handhaving of sportvoorzieningen en bovengemeentelijke activiteiten zoals instituten voor psychiatrische patienten, ziekenhuizen, hogescholen of gevangenissen.
-  er moet samenhang zijn tussen besluitvorming, planning, uitvoering, evaluatie en herziening van beleid.
-  inzetten op voorkomen van bedreigingen is productiever dan achteraf corrigeren en bijsturen.
-  er moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van de eigen kracht van burgers en burgergroepen. Daartoe moet er eerlijke en open communicatie tussen politiek, ambtenarij en burgers plaatsvinden. Duidelijk moet ook zijn waar mensen kunnen worden geactiveerd om de regie over het eigen leven in de hand te houden.
-  er moet gestuurd worden op inhoudelijke kracht, kennis en expertise, en nodige procedure-afspraken moeten daaruit worden afgeleid, en niet omgekeerd.
-  het is essentieel om voeling te houden met de mensen om wie het gaat. Verschillende vormen van partiicpatie en onderzoek kunnen daarvoor handvatten bieden.
-  indien nodig wordt er consequent en duidelijk gehandhaafd. Dit kan worden gezien als de sluitpost van het beleid.
  • Hoe gemeenten hun inzet voor samenleven het best kunnen regelen 
Vaak hebben gemeenten de neiging om activiteiten of voorzieningen voor burgers zelf te regelen, en daarvoor allerlei procedures in gang te zetten. Zo kan de behoefte aan speelgelegenheid in een buurt ter sprake komen. Veel gemeentes onderzoeken dan eerst wat er moet komen, en waar dat moet komen, en vervolgens wordt er een uitvoeringsplan of realisatieplan ontwikkeld met analyse van behoeften en mogelijkheden en voorzien van ontwerptekeningen. Als het goed is wordt in elke fase overleg gepleegd met een vertegenwoordiging uit de buurt. De laatste stap is het laten uitvoeren van het ontwerp. Dit alles kost veel tijd en geld.
Het kan ook anders: de burgers zelf kunnen plannen indienen, en in veel gevallen met geringe financiële ondersteuning ook uitvoeren. In dat geval snijdt het mes aan twee kanten: er is draagvlak en het is een stuk sneller en goedkoper.
Van de gemeente eist dit een andere opstelling naar de burgers. Minder ambtelijk en meer ondersteunend vanuit inhoudelijke expertise. Gemeentelijke ambtenaren moeten dan vanuit een ander belang en een andere invalshoek werken. Dat vraagt in veel gevallen om een nieuw bestuurlijk paradigma: niet langer van boven naar beneden besturen, maar in samenspraak. Gemeenteambtenaren moeten daartoe worden omgeschoold en de politiek moet dit ondersteunen. Er zijn overigens goede cursussen en trainingen voor gemeentelijke medewerkers om vanuit een andere invalshoek naar mogelijkheden en behoeften van burgers te kijken, andere verantwoordelijkheden te nemen en op een andere wijze te communiceren.
  • Aanpak van overheid en burger participatie
Toekomst creeeren
o   Bewust worden (inzicht)
o   Perspectief ontwikkelen (ambitie)
o   Zelfvertrouwen opbouwen (trots)
o   Verbinding maken (aandacht)
o   Verantwoordelijkheid nemen (daadkracht)
o   Werkend maken  (resultaat / plezier)

Willy, Willem, Frans, Raf

Geen opmerkingen:

Een reactie posten