donderdag 29 augustus 2013

Werk maken van een actieve gemeenschap



Van burgerparticipatie aan overheidsinitiatieven naar overheidsparticipatie aan burger initiatieven.
Als burger maken we veel en misschien wel te makkelijk gebruik van de overheid. We betalen het liefst zo weinig mogelijk belasting. We vinden het wel belangrijk dat de overheid er is als we echt in de knel komen. De kosten van de overheid moeten minder door het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid en zelfwerkzaamheid moet dit lukken.
Participatie is een gevleugeld woord dat steeds vaker gebruikt wordt maar gewoonlijk in relatie tot welzijn en zorg. Mantelzorg en vrijwilligers bij sommige onder ons komt het aan neus en oren uit, andere vinden er een zinvolle dagbesteding in. We horen het in onze omgeving regelmatig piepen en kraken wanneer de zorg en dienstverlening wat minder wordt. En als er wat mis gaat duik de politiek met als spreekbuis de media er boven op. Binnen de kortste keren worden we geconfronteerd met moties en amendementen die de problemen niet oplossen en bureaucratie creëren. Erger nog alles wat mis gaat krijgt een anoniem stempel van de politiek, regering, gemeente. We zijn getraind om te claimen terwijl de oplossing in de maatschappelijke breedte ligt.
Het kan anders en moet anders, de visie achter de Wet Maatschappelijke Ondersteuning is de drager van deze nieuwe optimistische overheidsbeweging. Het gevleugelde woord blijft participatie maar dan wel daar waar het kan en in de volle breedte.
Het kan best zijn dat iemand beperkt is of op een aantal gebieden extra begeleiding nodig heeft, dat wil niet zeggen dat hij of zij aan de kant kan of moet blijven staan. Ter ontlasting van de Sociale Werkvoorzieningen zal het bedrijfsleven in de toekomst mensen met een beperking met een stukje extra begeleiding in kunnen zetten. Een gemeente kan hierin het voortouw nemen, door mensen met een beperking onvoorwaardelijk aan te spreken op hun mogelijkheden, en deze in te zetten in de gemeentelijke bedrijfsvoering. Een buitendienstbied de mogelijkheid om een scala aan maatschappelijke klussen en werkzaamheden te laten doen door mensen met een beperking of eigenaardigheid. Maar ook elders in de gemeentelijke organisatie liggen kansen. Spreek notoire klagers aan en laat ze een bijdrage leveren b.v. als notulist van klachten commissie of buurtbeheer. 80% Van alle klachten komt van 2 á 3 % van de burgers.
Bij ruimtelijke ontwikkeling en bestemmingsplannen worden burgers direct betrokken bij de kaderstelling. Echter wanneer de kaders vastgesteld zijn dan moeten die zelfde burgers ook weten dat die kaders voor hun gelden en grens overschrijdende aanvragen direct in de prullenbak verdwijnen. Tel uit je winst!
Hondenpoep, overhangende takken, speelveldjes, evenementen, sportaccommodaties, groenvoorzieningen, zijn bij uitstel activiteiten waar de burger zelf verantwoordelijkheid kan nemen en de gemeente als ondersteuner kan optreden.
Niet de gemeente is primair verantwoordelijk voor sport, spel en cultuur. Verenigingen hebben de verantwoordelijkheid om hun bestaansrecht te bewijzen. Maatschappelijk kan het in het kader van opvoeding, zorg en gezondheid wel zijn dat de gemeente bijspringt om wenselijke ontwikkelingen te stimuleren.
Ook als het gaat om bedrijvigheid en (detail) handel ligt er een grote ruimte voor ondernemers om in samenspraak zich als collectief te profileren bv. in het kader van de Brainportregio. Niet een gemeente bepaald het ondernemers klimaat maar de gemeente kan helpen om hier samen wat van te maken.
Er is op vele fronten de nodige maatschappelijke meerwaarde te halen en de kosten te drukken zodat gemeenschappelijke voorzieningen betaalbaar in stand gehouden worden. Dit vraag politieke stabiliteit gericht op kaders en samenwerking met als uitgangspunt doen wat moet en ondersteunenwaar maatschappelijke winst te halen valt. Burgers die kosten bewust bereid zijn tot zelfwerkzaamheid, aanspreken en aangesproken willen worden. Volksvertegenwoordigers met durf en visie die niet meedeinen op iedere maatschappelijke klacht of eruptie. Bestuurders die in de creatieve confrontatie met burgers, ambtenaren en maatschappelijke organisaties maatschappelijke doelen en werkzaamheden weten vorm te geven. Ambtenaren met lef, overzicht en daadkracht.
Wie met licht strooit geeft glans aan de samenleving

donderdag 15 augustus 2013

Anders beter uit de crisis.


Stop de negatieve mallemolen


Een van mijn vrienden vraagt of we het tien jaar geleden beter of slechter hadden dan nu. Ik geloof niet dat het veel verschil maakt. Tien jaar geleden hadden we 10% minder inkomen dan nu, maar onze uitgaven zijn inmiddels ook gestegen. Natuurlijk zijn er mensen en bedrijven die het objectief slechter hebben dan 10 jaar geleden, maar er zijn er ook genoeg die het beter hebben. Voor de grootste groep zijn de verschillen nauwelijks merkbaar. Toch heeft iedereen het over de crisis. Blijkbaar zit die in ons hoofd. Want als het alleen zou gaan om de financiële tekorten, dan lijkt de oplossing eenvoudig: iedereen die een bovenmodaal inkomen heeft levert 1% tot 15% in, oplopend met de hoogte van het inkomen. Dat geldt ook voor behaalde winsten van bedrijven. Zo dragen de sterkste schouders de zwaarste lasten, en zo worden ook de toegenomen verschillen tussen arm en rijk teruggebracht. Met de financiële ruimte die wordt geschapen kunnen we, als de samenleving de collectieve voorzieningen goed aanstuurt en controleert, de problemen met onze voorzieningen voor zorg en welzijn, pensioenen en arbeidsparticipatie gemakkelijk oplossen. We houden dan nog geld over ook. Dus in het op orde krijgen van de financiën zit niet de kern van het probleem.
Naar mijn mening speelt de echte crisis zich af op het sociale en morele vlak. Grote groepen in de samenleving zijn de hele dag bezig met zaken die in hun beleving mis gaan. Velen worden gevoed met het idee dat ze benadeeld worden, of dat anderen zich boven hen verheven voelen. Vergelijk het met de Vlaming die zich minder voelt dan de Waal, terwijl hij het objectief veel beter heeft, en ook meer mogelijkheden krijgt.
Het is verleidelijk om alleen naar de anderen te kijken, en over de ander te oordelen. Dat betekent namelijk dat je zelf niet hoeft te veranderen; nee, het is de ander die beter moet worden. We zien de neiging om te oordelen over de fouten van anderen terug op allerlei maatschappelijke vlakken. Zo behaalt de jeugdzorg met haar interventies goede resultaten. Maar de problemen met de kleine groep met wie het mis gaat worden breed uitgemeten. Er worden vervolgens Kamervragen gesteld en er wordt gevraagd om maatregelen. Het resultaat is dat er nog meer verantwoordingscycli in het systeem worden ingebouwd, en de bureaucratie neemt alsmaar toe. Dat kan zelfs zo ver gaan dat het hele systeem wordt opgeblazen.
Hetzelfde mechanisme doet zich voor bij het TBS-stelsel, de gezondheidszorg, het stelsel van de uitkeringen, de opvang van asielzoekers, enzovoort. Geen van deze stelsels is volmaakt, maar op echte of vermeende onvolkomenheden wordt meteen ingesprongen, ze worden uitvergroot, politiek uitgespeeld, met bombarie gepubliceerd in de gretige pers of op het internet, en er wordt geëist dat er onmiddellijk maatregelen worden genomen. Veel politici laten zich verlokken hier aan mee te doen.
Ik vraag me daarom af waar de socialisten, sociaal democraten, Christendemocraten en sociaal liberalen met lef, eigen mening en verstand zijn gebleven. Politici die niet meteen achter de meute aanlopen, maar zich eerst goed verdiepen in de materie en met gedegen argumenten een eigen standpunt durven innemen en op basis daarvan handelen.
Het ultieme antwoord op de echte crisis, is het antwoord op onze huidige manier van samenleven, is het herwaarderen en uitdragen van een pedagogische kaders, fatsoenlijk handelen op basis van duidelijke waarden en normen. Maatschappelijke sleutelfiguren hebben daarin een voorbeeldfunctie. Daarom moeten corrupte of niet integere politici, ambtenaren, onderzoekers, captains of industry of commissarissen hard worden aangepakt. Er is in onze maatschappij veel hufterig gedrag, en daar moeten mensen op aangesproken worden. Religieus extremisme, van welke soort ook, moet worden uitgebannen, door het toepassen van uitgangspunten voor een zinvol menselijk bestaan. Het humanisme is al oud, maar als medicijn voor extremisme nog springlevend. Daarbij gaat het om een sociale en gezonde wijze van omgaan met elkaar; niet alleen maar met het vingertje naar de ander wijzen, maar zelf verantwoordelijkheid nemen, en, waar nodig, ook verantwoordelijkheid nemen voor anderen die niet of moeilijk zonder onze steun kunnen. We kunnen plezier en zelfvervulling putten uit het gegeven dat we anderen kunnen helpen, en niet zelf die hulp nodig hebben. Vervolgens doet het een mens goed als hij dankbaarheid ontvangt van degene die geholpen is.
Juist de ervaring van betekenis kunnen hebben voor anderen door je voor de ander in te zetten is voor mij de drijfveer om politiek maatschappelijk actief te zijn. Als we met z’n allen een steentje bijdragen aan het positief en constructief samenleven, verdampt de crisis als sneeuw voor de zon, en komen we er anders beter uit.
Raf Daenen fractievoorzitter PvdA oirschot
 

woensdag 14 augustus 2013

De virtuele samenleving als nieuwe norm


Is een pedagogisch reveil nodig om de samenleving in stand te houden?

De maatschappij is voortdurend in beweging, en de geschiedenis velt meestal achteraf het finale oordeel over de wenselijkheid of laakbaarheid van ontwikkelingen. Dat neemt niet weg dat ook de levende generaties meningen en oordelen hebben en die soms heftig uiten.
Hoe ouder de generatie, hoe meer referentie er is in de tijd, want hoe ouder, hoe meer verschillende ontwikkelingen men heeft meegemaakt. De referentie in de tijd kleurt het persoonlijk oordeel. Daarnaast is er de selectie en kleuring door nieuwsgaring en nieuwsverkondiging en de informatie op basis van wetenschappelijke beschouwingen.
De mix van deze bronnen, iemands persoonlijke kenmerken en ervaringen, de informatie vanuit de oude en nieuwe media en de wetenschappelijke informatie bepaalt onze opvattingen over ontwikkelingen in het huidige tijdsgewricht.
De oudere generaties constateren een aantal ontwikkelingen die hen zorgen baren, en die ze vaak in onderlinge gesprekken naar voren brengen. Een van de zorgelijke onderwerpen is het effect van de nieuwe media die de wereld hebben veroverd. Dit heeft ons beeld van de wereld en de omgang met informatie en met elkaar ingrijpend veranderd. De hele wereld is nu een grote informatie- en communicatieplaneet. De behoefte aan informatie en communicatie lijkt grenzeloos, en er kan snel in deze behoefte worden voorzien, door gebruik van internet, sms, facebook, enz. Nooit eerder zagen we zoveel mensen gekluisterd aan mobiele telefoon, i-pad, tablet of notebook. De overvloed aan real time informatie zorgt ervoor dat we steeds meer en steeds sneller willen worden voorzien van de meest actuele ontwikkelingen, en nauwelijks rust vinden om te reflecteren op wat er allemaal gebeurt. De oudere generaties constateren een kloof tussen het verwerven van informatie en van kennis. Voor kennis is een goede selectie van en reflectie op informatie nodig, en dit lijkt steeds minder te gebeuren. Er dreigt het gevaar dat de nieuwe media alleen maar dienen om de gebruiker steeds een nieuwe kick te bezorgen, en verder niets. Wat vandaag is gezien of verzonden is morgen alweer achterhaald of vergeten.
Dat nieuwe media ons sociale netwerk heeft uitgebreid staat als een paal boven water. Maar ook hier zien de oudere generaties gevaren: mensen kunnen zich via de media anders of mooier voordoen, en gemakkelijker anderen beschadigen. Zeker als men voortdurend van impuls naar impuls surft en overal direct en ongenuanceerd (want het moet snel en kort) op reageert, kunnen gemakkelijk misverstanden ontstaan of er kan van mensen misbruik worden gemaakt. Men kan tegenwerpen dat misverstanden en misbruik van alle tijden en culturen is, maar met de nieuwe infomens wordt het massaler en directer. Denk maar aan wat er gebeurde bij het zogenaamde feestje in Haren.
De oude media, krant, tijdschriften, radio en televisie lijken mee te moeten doen aan de impuls- en kickbehoefte van mensen.  Artikelen en programma’s worden steeds meer gericht op uiterlijkheden en platitudes. Extreme gedragsuitingen en banaliteiten worden niet langer geschuwd, men kijkt voortdurend bij de anderen binnen, en het gaat vooral over “gewone” dingen: wat koken we, hoe zien we er uit, hoe versieren we de ander, hoe verwerven we geld of goed? Dat moet allemaal kort, snel en populair worden gepresenteerd. Cultuur- en praatprogramma’s liggen buiten “prime-time”, en artikelen die wat dieper graven staan ergens achterin een blad of tijdschrift. Wie analyses leest, naar cultureel-maatschappelijke programma’s kijkt of luistert, krijgt al gauw het stempel “elitair”.
Door verschillende filosofen is er op gewezen dat er door de huidige generatie een nieuwe realiteit wordt gecreëerd. Die is niet langer gebaseerd op het zoeken naar zingeving in een consistent mens- en wereldbeeld en naar bestendige relaties in werk- en privésfeer, maar zingeving wordt gevonden in voortdurende verandering van denkbeelden, activiteiten, werk en relaties, gericht op directe behoeftebevrediging. Daardoor lijkt de nieuwe mens een ongedurig wezen, dat alles gezien en ervaren moet hebben, nergens wil wortelen, geen echte keuzes wil maken, en de problemen van het leven zoveel mogelijk ontloopt.
De gevolgen voor de samenleving kunnen desastreus zijn. Door de invloed van de nieuwe technologie en het voortdurend veranderen van richting, bestemming en positie dreigt de vaste bodem onder gemeenschappen weg te vallen. In samenhang daarmee zien we onder meer de volgende verschijnselen:
-          winkels verdwijnen, omdat de nieuwe generatie on-line shopt en allerlei andere activiteiten on-line onderneemt. Als er wordt gewinkeld zoekt men liever de kick van belevenissen in grote winkelcentra. De laatste tien jaar nam het aantal winkels in de detailhandel, zoals bakkers, slagers of groenteboeren met bijna een derde af. Het stadswijk- of dorpsbeeld wordt saai en leeg, ook al omdat we minder vrije tijd buiten doorbrengen. Voor bepaalde groepen is dat bedreigend;
-          wonen, werken en recreëren gebeurt op steeds meer tijden en locaties door elkaar. De vaste structuur in het leven gaat verloren, mede door de nadruk op de 24-uurs economie. Het blijkt dat we nu gemiddeld 7½ uur per etmaal slapen, dat was tien jaar geleden nog ruim 8 uur per etmaal. Onze vrije tijd neemt toe, maar twee derde hiervan, ofwel ruim 5 uur per etmaal, wordt gevuld met media;
-          mensen verhuizen gemakkelijker, al biedt het nieuwe werken de mogelijkheid om vanuit huis te werken. Door minder persoonlijke contacten op werk of elders, dreigt ook de gemeenschapszin verloren te gaan;
-          dit laatste wordt nog versterkt doordat op steeds meer plaatsen mensen worden vervangen door automaten (openbaar vervoer, banken, overheid);
-          mensen hebben minder de neiging elkaar direct aan te speken op ongewenst gedrag, omdat ze minder directe contacten met elkaar hebben. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat veel mensen geen overlastgevers durven aan te spreken uit angst voor represailles. Daardoor neemt het onbegrip en de tegenstelling tussen groepen toe; 
-          familieverbanden zijn losser geworden en gezinnen vallen vaker uiteen. Overal worden alternatieven voor relaties aangeboden, denk ook aan second love. De lossere relaties hebben tot gevolg dat er minder in de samenleving zelf wordt geregeld, terwijl dat juist een van de thema’s is waar de overheid op inzet. De vraag is dan of in de toekomst voldaan wordt aan een van de voorwaarden tot zelfregulering: met elkaar een gelijkwaardige en bestendige relatie op kunnen bouwen.
In een maatschappij,  waarin door allerlei ontwikkelingen, zoals vergrijzing, meer, maar kleinere huishoudens, meer tegenstellingen tussen etnische groepen en mogelijk minder welvaart, de noodzaak groeit om elkaar te steunen, moet er meer samen worden gewerkt aan samenleven.  Opvoeders, van ouders tot leraren en van politici tot jeugdleiders, hebben daarin een belangrijke taak, om de kracht van samenleven te behouden. Opvoeders moeten de meerwaarde van het met elkaar activiteiten ondernemen, elkaar steunen en waar nodig elkaar opvangen, laten ervaren. Dit ervaren worden gezien als een voorwaarde om de kwaliteit van het menselijk contact, de persoonlijke groei en het welbevinden te waarborgen, ook voor de toekomst.
Maar misschien is dit het gekleurde beeld van iemand van de oude generatie, die het ideaal van ontplooiing in gezamenlijkheid wil behouden. Het is best mogelijk dat toekomstige generaties dit anders zien en ervaren. In dat geval worden problemen en oplossingen daarvoor ook anders beschreven. Het is lastig te voorspellen of de samenleving in stand blijft als iedereen in zijn eigen virtuele wereld leeft, en we voor problemen vooral technologische oplossingen vinden. Denk aan zorgrobots,  voortgaande automatisering, partnerpoppen, onderwijs op afstand, enz.  Voor de oudere generaties zal dit een schrikbeeld zijn. Toch heeft de menselijke geschiedenis aangetoond dat de mensheid een bijna ongelimiteerd aanpassingsvermogen heeft. Een nieuwe wereld waarin de nieuwe virtuele mens zich thuis voelt is dus zeker niet onmogelijk, Maar de vraag blijft, is een pedagogisch reveil nodig om deze samenleving vorm te geven?
Willem Vermeulen psycholoog/pedagoog&Raf Daenen docent maatschappelijk ontwikkeling
 auteurs ‘Perspectief op een maatschappij in crisis”. Boom/Lemma2012