Oude wijn in nieuwe
zakken: of daadwerkelijk investeren in overheidsparticipatie en een actieve
gemeenschap.
Managers zijn nog steeds Tayloriaans geschoold en van weinig
managers hebben we iets te verwachten als het gaat om nieuwe activerende
samenwerkingsconcepten. Sowieso is het de vraag of de huidige organisaties van
welzijn en zorg de geëigende organisaties zullen zijn richting toekomst. Het organiseren
van netwerken is nog maar aan weinige van de huidige organisaties besteed. Het
durven en kunnen denken over de grenzen van de eigen organisatie heen vind maar
zelden plaats. Het is gebruikelijk elkaar in een verhevigde concurrentie vliegen
af te vangen. Men wil wel samenwerken met anderen als men zelf in het centrum
van de macht kan blijven. In deze context worden dan ook veel innovatieve
krachten van de werkvloer de nek om gedraaid. Toch krijgt de werkvloer in de
breedte van zorg en welzijn steeds meer een hbo –niveau en is bereid en geschoold
om nieuwe oplossingen aan te dragen. Jongere Hbo’ers zijn over het algemeen
niet zo veel eisen richting toekomst en bereids om enig risico te nemen in
functie van hun beroep. Pas wanneer ze regelmatig gefrustreerd worden en het
eigen bestaan vraagt om wat meer zekerheid is er sprake van enige verkramping
en zoeken naar zekerheid. We kunnen stellen dat de huidige organisaties en hun
managers in welzijn en zorg de verkramping in de organisatie verankeren. De regie
rol van de gemeente is ook niet je dat, ambtenaren zijn erg juridisch
georiënteerd en op verantwoording gefocust. De verwachting dat gemeentelijke
organisaties het initiatief nemen in maatschappelijke vernieuwing en het
burgers helpen weer verantwoordelijk te worden voor de eigen omgeving lijkt
meer op een utopie. Als er vanuit een gemeentelijke organisatie activiteiten richting
samenleving plaats vinden is dit zelden verfrissend aansluiten op de kracht van
de samenleving. Ambtenaren wonen het liefst niet in de gemeente waar ze werken,
laat staan dat ze vanuit eigen beweging aansluiten bij maatschappelijke
activiteiten.
DE thuiszorg is kapot aanbesteed, buurtzorg weet voor als
nog de dans te ontspringen maar wordt in sneltrein vaart in gezogen binnen de bestaande
aanbestedingen en verantwoordingskaders. Het maatschappelijk werk qua professie
de bij uitstek geschikte poortwachters van de WMO, is gemarginaliseerd tot een
aantal specialismen als schuldhulpverlening, relatie therapie, taakgerichte
hulpverlening. Jongerenwerk en jeugdwerk zijn zoekende in een nieuwe ordening
van een centrum jeugd en gezin. Aan opbouwwerk is er meer dan ooit behoefte
maar het is als professie van de aard bodem verdwenen. RIBW’ s zijn in veel
gevallen mini psychiatrische inrichtingen die met het terug brengen van zorg
zwaartepakket 3 en 4 richting WMO en immens groot bolwerk dreigen te worden van
isolement en eenzaamheid. De Geestelijke Gezondheidszorg heeft zich de laatste jaren
op allerlei specialismen gericht echter de kwetsbare gek zit in opvang huizen
zwerft op straat of is verzeild geraakt in een gevangenis. De huisarts de voormalige
spin in het web verzuipt in hand en spant diensten verstrikt in een
bureaucratisch web van indicaties controle en verantwoording, weinig tot geen
grip op de 2de lijn en specialismen niet bevoegd om te indiceren,
geen tijd om in netwerken te participeren. Het indiceren en registreren
aangedreven door semi marktgerichte verzekeraars, kampioenen in het
fragmenteren en bureaucratiseren,
Kortom de wereld op zijn kop. Allemaal koninkrijkjes die met
alles en iedereen samen willen werken vanuit een eigen werkelijkheid. Toen was
er behoefte aan eigen kracht en een participerende overheid met dienstbare
netwerkverbanden waar mens en samenleven centraal staan en een beetje beter van
worden. Op zoek naar een participerende overheid en verantwoordelijke burgers
en professionals.