Zonder grote
investeringen in organisatie en overhead.
1.
De patiënt
Het gaat niet goed met de zorg, dat
wordt in de media en door het beleid regelmatig geconstateerd. Maar wat
mankeert de patiënt? Op het eerste gezicht zien we symptomen van verkramping,
narcisme, ataxie (verlies van coördinatie en controle over ledematen), amputatie,
verstopping en boulimie.
Verkramping zien we bij het
terugtrekken binnen de eigen organisatie en het niet aan willen gaan van noodzakelijke
samenwerkingsverbanden. In een aantal zorgorganisaties zijn bestaande routines bijna
heilig en muren stevig en hoog. Men kan en durft nauwelijks over de grenzen van
de eigen organisatie te denken. Soms is er ook sprake van narcisme, waarbij organisaties
of hun managers menen dat zij de beste zijn en dat anderen zich naar de regels
en gebruiken van hun organisatie moeten voegen. Andere organisaties mogen
aanhaken op voorwaarde dat ze zich voegen naar de aanpak van de organisatie die
zich het belangrijkst vindt.
Veel verschijnselen van ataxie
zijn in de zorg te zien. De ene instelling weet niet wat de andere doet of kan.
Soms wordt uit onwetendheid zonder noodzaak doorverwezen, soms naar de
verkeerde instantie. Ook zijn er onderdelen van de zorg geamputeerd, blijkbaar
met het idee dat het ledematen zijn die er minder toe doen. Zo is opbouwwerk
als professie verdwenen, maatschappelijk werk is gemarginaliseerd. Een
belangrijk probleem van onze patiënt zijn verstoppingen, tot in de haarvaten
toe. Verzekeraars en inspectie eisen door hun bureaucratische procedures dat
elke handeling en elk voorschrift in hun systeem kan worden geïdentificeerd.
Huisartsen, apothekers, therapeuten, maatschappelijk werkers worden aan banden
gelegd, door voorschriften over wat wel en niet mag. We zien dan ook dat onze
patiënt nauwelijks nog vooruit komt. Anderzijds zien we verschijnselen van
boulimie, wanneer grote instellingen dure middelen en apparatuur aan mogen
schaffen, of bepaalde groepen van alles kunnen regelen.
Gelukkig zien we ook dat de
patiënt op een aantal terreinen zijn best doet om gezonder te worden. Zo zijn
er initiatieven om de zorg kleinschaliger en nabij te organiseren, denk aan
zorgcoöperaties, buurtzorg, zelfzorg, mantelzorg, of het gebruik van nieuwe technologieën.
Maar dat gaat vaak buiten de gestaalde kaders om.
2.
De diagnose
Er zijn dus veel signalen die er
op wijzen dat het al met al niet goed gaat met onze patiënt. Hoe komt dat? Een
belangrijk element is dat de zorg deels is vermarkt en gebureaucratiseerd.
Vermarkting zou moeten leiden tot verbetering en besparing, maar daar is tot nu
toe weinig van gebleken. Wel zien we effecten zoals verzuiling,
doorspecialisering en op een aantal terreinen verspilling. Dat komt omdat
gezondheid een kostbaar goed is, dat ook nog eens manipuleerbaar is. De
aanbieders kunnen hun product bijna eindeloos diversifiëren en modificeren, en
de vragers hebben vaak te weinig kennis en inzicht om te weten wat voor henzelf
nodig en nuttig is. Ze staan in een afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van de
aanbieders, en daardoor is van een echte vrije markt geen sprake. Als zich dan
partijen aandienen die gericht zijn op het maken van winst, krijgen ze veel
mogelijkheden in de schoot geworpen, omdat er gemakkelijk kan worden gemanipuleerd.
Vermarkting leidt vaak tot meer kosten aan de top van de piramide van
zorgorganisaties en bezuiniging aan de onderkant, waar het uitvoerend werk
plaatsvindt.
Gezegd moet worden dat de markt
niet helemaal vrij is. De overheid houdt toezicht, er wordt gewerkt met vormen
van Publiek-Private Samenwerkingsverbanden en voor het betreden van de
zorgmarkt zijn er allerlei aanbestedingsregels. Die regels leiden er overigens
toe dat bij beoordeling niet altijd de kwaliteit voorop staat, en dat kleinere
spelers in het veld van zorgverlening vaak worden vermalen door de grote
spelers.
De bureaucratisering van de zorg,
die deels door zorgverzekeraars en deels door de rijksoverheid zelf in het
leven is geroepen om de kostenkant te beheersen, heeft tot gevolg dat er veel
tijd en geld gaat zitten in het invoeren, verwerken en controleren van
formulieren. Zoals bekend is overgegaan op de zorgzwaartebekostiging, waarbij
per patiënt wordt bekeken welke zorg deze behoeft, en waarbij zoveel mogelijk
thuis zorg wordt geboden. Dit laatste is in een aantal gevallen zeker te
prefereren, maar het leidt ook tot meer formulieren, van indicatiestelling tot
behandelingsplan en verantwoording daarvan.
Een ander gevolg van de bureaucratisering
is dat niet reguliere behandelingen of onbekende zorgvragen buiten de boot
vallen, want daar bestaat geen formulier voor. Niet iedereen krijgt daardoor
wat hij of zij nodig zou hebben. En onmondige patiënten hebben vaak het
nakijken, omdat ze niet precies de weg weten in alle ingewikkelde procedures
die een bureaucratische werkwijze met zich meebrengt.
Daarnaast moeten we ook niet uit
het oog verliezen dat met de toenemende vergrijzing de zorgbehoefte feitelijk
toeneemt, en daarmee de kans dat de zorgkosten stijgen. De zorgbehoefte neemt
niet alleen onder de ouderen toe, maar onder alle maatschappelijke groepen.
Enerzijds omdat we gemiddeld ongezonder zijn gaan leven, en anderzijds omdat we
steeds hogere eisen aan de zorg stellen, om aan onze fysieke en geestelijke
wensen en verlangens tegemoet te komen. De toenemende individualisering heeft
er toe geleid dat we bij problemen niet zo gauw een beroep doen op het ons
omringende sociale vangnet, maar eerder professionele zorg vragen. Dat deze
zorg meer kost is evident, maar of het ook betere resultaten voor de cliënt
oplevert is maar zeer de vraag.
3.
Het
behandelingsplan en de therapie
Wat kunnen we doen? Om dat te
weten is het handig om met goede raadgevers van gedachten te wisselen. Dat is
gebeurd door een website te openen waarop ervaringsdeskundigen, beleidsmakers,
onderzoekers kunnen reageren op de vraag hoe we de zorg beter kunnen
organiseren. Een van de belangrijkste behandelingsplannen die werden
voorgesteld was het verminderen van de bureaucratie, die in onze patiënt zoveel
verstoppingen teweeg brengt.
Dat moet integraal gebeuren, van
nationaal tot lokaal niveau. Hoe krijgen we dat voor elkaar? Daarvoor moet er
organischer worden georganiseerd, dat wil zeggen in horizontale en verticale
samenhang. Sommige zorgzaken moeten op regionaal, provinciaal of zelfs
nationaal niveau worden geregeld; te denken valt aan specifieke behandelingen
voor ziektes of handicaps die zeldzaam zijn. Maar heel veel zorgzaken kunnen op
lokaal niveau worden geregeld, waarbij het belangrijk is dat verschillende
stakeholders samenwerken; huisarts, maatschappelijk werk, fysiotherapie,
apotheker, wijkverpleging, remedial teachers, enz. Samenwerken betekent niet
alleen bestandjes uitwisselen, maar ook met elkaar overleggen over welke zorg
voor wie het meest geschikt is. Soms op individueel niveau, vaak op het niveau
van groepen.
Een tweede belangrijk aandachtspunt
is dat de overheden en de burgers zelf op de juiste wijze de regie (weer) in
handen moeten nemen. Privatisering van zorg als mantra is niet de juiste weg,
dat heeft de empirie inmiddels wel aangetoond. Overheden hebben tot nu toe
vooral op processen gestuurd, maar zouden weer aan inhoud van zorg moeten
werken: wat speelt er in onze gemeente, regio, provincie, land, hoe kunnen we
de behoeften en vragen van onze burgers duiden, en hoe kunnen we daar het best
op inspelen? Waar versterken we de eigen kracht van de burger, en waar moeten
we zelf zorg organiseren en uitvoeren? Op de keeper beschouwd blijkt dat veel
meer aan de eigen kracht van burgers kan worden overgelaten dan we nu vaak
denken en doen, mits de overheid daarvoor de goede condities schept. Daarvoor
moeten inhoudelijke professionals er weer op af, in de buurten zelf zaken
constateren, regelen en organiseren in communities, geruggensteund door
betrokken politici.
Zaken die burgers zelf niet
kunnen opvangen moeten op het juiste niveau worden geregeld door de overheid.
Daarvoor kunnen kaders worden opgesteld, die niet helemaal worden
dichtgetimmerd met regeltjes en verantwoordingsformulieren. Veel kan worden
overgelaten aan goed opgeleide professionals, zeker als deze samenwerken, het
punt dat we zo
-even al
hebben genoemd.
Het derde aandachtspunt is de
versterking van de preventieve sector, van voorlichting en educatie over
gezondheid en goed samenleven tot adequate eerstelijnsopvang. Door mensen in
hun levensloop voor te bereiden op de fasen waar ze door heengaan en daar goede
handreikingen voor te bieden, kunnen we veel ellende voorkomen.
Als laatste aandachtspunt is
genoemd een zinvol en verstandig gebruik van nieuwe technologieën, die niet in
de plaats komen van menselijk contact, maar wel aanvullend kunnen zijn.
Gerontechnologie is er een voorbeeld van.
4.
Nabehandelen
noodzakelijk
Het is duidelijk dat in een
maatschappij die voortdurend in beweging is, de vinger aan de pols moet worden
gehouden. Er is niet
één
systeem dat blijvend goed is, en daarom moeten regelmatige check-ups worden
ingebouwd. Daarbij moeten we transparant en open kunnen zijn, omdat we elkaar
niet willen afrekenen op wat er verkeerd gaat of verkeerd kan gaan, maar omdat
we willen leren om tot verdere verbeteringen te komen. Alleen dan houden we
onze potentiële patiënt gezond, fit en actief. Wij noemen dit
overheidsparticipatie, weten wat er gebeurd en waar de potenties liggen en pas
in beweging komen als het echt nodig is.
Willem
Vermeulen psycholoog
Raf
Daenen docent maatschappelijke ontwikkeling in zorg en welzijn
Auteurs
van het boek "Perspectief op een
maatschappij in crisis" Boom Lemma, 2012