Zomaar wat beroepsgroepen, die op het eerste oog heel verschillend lijken. In al deze groepen zijn er ontwikkelingen te constateren die de aard en inhoud van het beroep bedreigen.
Journalisten zouden vrijuit en onafhankelijk hun bevindingen
moeten kunnen weergeven op basis van gedegen bronnenonderzoek, hoor en
wederhoor en zelfonderzoek naar wat wel en niet aan de openbaarheid moet worden
prijsgegeven. In plaats daarvan zien we dat journalisten worden gestimuleerd of
geprest om hijgerig achter scopes aan te rennen, om extreme gebeurtenissen
breed uit te meten of populistische en gemakkelijk leesbare opiniestukjes te
schrijven. Onafhankelijkheid lijkt een ver vervlogen ideaal uit oude tijden.
Leraren voelen zich steeds vaker de slaaf van schoolbesturen
die hen via de directies beoordelen op de vraag of ze het opgelegde curriculum
wel volgen, hun uren kunnen verantwoorden, de prestaties goed monitoren en niet
te veel reuring bij leerlingen of hun ouders teweeg brengen.
Zorgverleners worden steeds vaker afgerekend op het tijdig
verrichten van de handelingen die ze volgens hun competentieprofiel mogen
uitvoeren: niet minder, maar zeker ook niet meer en vooral niet te lang. Voor
alles staat een voorgeschreven aantal minuten.
Ambtenaren voelen zich in de huidige maatschappij steeds
vaker de gebeten hond. De sfeer is al bijna zo dat ze feitelijk niets goed
kunnen doen, want of het duurt te lang, of hun werk is overbodig of kan beter
aan “de markt” worden overgelaten. Blijkbaar beseft men niet dat de markt hele
andere belangen heeft dan maatschappelijke dienstverlening. De mantra dat
ambtenaren lui zijn en een rem op vooruitgang is bijna gemeengoed, waar
ambtenaren zich moeilijk tegen kunnen verdedigen. Ambtenaren zijn gebonden aan
strikte regels over de aanpak van hun dossiers, over handelingen die ze wel of
niet mogen verrichten, en over personen of instanties met wie ze wel of geen informatie
mogen delen.
Het gemeenschappelijke van al deze groepen is dat ze worden
geplaagd door het feit dat de inhoud en zinvolheid van hun werk ondergeschikt
is gemaakt aan organisatorische belangen en de wens van managers om controle te
hebben op activiteiten van hun personeel om deze activiteiten voor het oog zo
efficiënt mogelijk te laten verlopen.
Personeel lijkt daarmee ook inwisselbaar geworden; als Henk
er niet is of niet wil, kunnen we zo Ingrid inschakelen, want die volgt precies
hetzelfde protocol. Dat cliënten, leerlingen of lezers een persoonlijke band
met een professional kunnen hebben en dat dit heel waardevol kan zijn telt
niet. Uiteindelijk kunnen menselijke handelingen en contacten worden vervangen
door robots, zoals in de industrie op veel plekken is gebeurd. In Japan zijn er
al robothondjes die echt blaffen en robotmaatjes die een gesprekje met je
voeren, al is de conversatie nog beperkt en gestandaardiseerd.
Is dit de toekomst?
Kunnen ambtenaren, zorgverleners,
leraren en journalisten worden vervangen door computers of robots, als we hun
werk maar voldoende kunnen opdelen en beschrijven en toetsen in strikt
operationele termen?
Het lijkt er soms wel op dat procedures zo worden ingericht
en gecontroleerd en dat de eigen handelingsvrijheid zo wordt beperkt dat het
nog maar een kwestie van tijd is dat zogenaamde intelligente machines dit
kunnen overnemen. Verschillende futuristische films hebben dit proces al in
beeld gebracht, te beginnen met Chaplin’s film “modern times”.
Je kunt je afvragen wat er tegen deze ontwikkeling is.
Mensen zijn vaker onbetrouwbaar dan machines. Ze verdoen een deel van hun tijd
met kletsen, naar het toilet gaan of voor zich uit staren. Je moet ze een
salaris geven en een geoutilleerde werkplek. Ze werken niet meer dan 40 uur tot
hooguit 70 of 80 uur per week.
Machines kennen zulke beperkingen niet.
Maar machines missen juist iets wat ons mensen kenmerkt: de
creatieve, onvoorspelbare imperfectie, de authentieke emotie en het
existentiële gevoel. Er is nog geen enkele machine die dat kan vervangen. Juist
dat maakt ons tot de soort die we zijn. En het vermogen tot contact met anderen
op dat soort aspecten maakt dat ons handelen meer gewaardeerd kan worden dan
dat van een robot of machine: het is niet virtueel, het is echt.
Laten we daarom in het geweer komen tegen de extreme managers en planners die menen dat elk handelen van professionals geprotocolleerd en gecontroleerd moet worden. Laten we mensen juist datgene doen waar ze sterk en goed in zijn: samenwerken met anderen, onverwachte dingen doen en bedenken, improviseren, zelf zinvolle beslissingen nemen. Laten we professionals weer waarderen om hun kennis die meer is dan een verzameling boekjes die je ook in het geheugen van een machine kunt opslaan, om hun vermogen hun inzichten in verschillende situaties toe te passen en om creatieve oplossingen voor nieuwe problemen te bedenken. Dat zijn vermogens die in alle genoemde beroepsgroepen onvervangbaar zijn en die de managers dan ook naar hun waarde moeten schatten, in plaats van ze te onderdrukken.